Voorwoord
Beste lezer,’
==
Het begon allemaal met Villa Serena van Marion Pauw. Ik recenseerde het boek voor ChickLit.nl en was direct verkocht. Villa Serena was de perfecte combinatie van chicklit en spanning, van meeleven en huiveren, van humor en ernst, van herkenbaar-heid en originaliteit.
De eetclub van Saskia Noort was toen al uit, Rendez Vous van Esther Verhoef was in de maak en Nicci French zou ik pas een jaar later ontdekken.
In de jaren daarna pakten meerdere schrijfsters deze vlotte en onheilsspellende stijl op en de ene na de andere literaire thriller verscheen op de markt. Voor mij een reden om in 2007 te starten met de website VrouwenThrillers.nl. Ik run deze website samen met Eric van Dijk, die ervoor zorgt dat alles blijft werken, en Diana Bokkinga, die zich inzet om de content actueel te houden.
Via VrouwenThrillers.nl hebben we ontzettend veel contacten gelegd met zowel Nederlandse vrouwenthriller-schrijfsters als uitgevers. Het idee om een keer een verhalenbundel samen te stellen om meer aandacht te krijgen voor de Nederlandse vrouwenthriller, ontstond in 2009.
Ilse Karman van Uitgeverij Verbum Crime was meteen enthousiast over dit idee, en het is aan haar te danken – en uiteraard aan de twaalf fantastische schrijfsters die een kort spannend verhaal schreven – dat deze verrassende bundel nu in de winkel ligt.
==
Ik wens jullie veel leesplezier,
==
Annette Hulscher-Kijne
VrouwenThrillers.nl
==
P.S. Doe ook mee aan de prijsvraag op VrouwenThrillers.nl die gekoppeld is aan deze bundel en maak kans op een Miss Murder Moorddiner van dinerspel.nl.
Kijk voor meer informatie achter in het boek.
==
Judith Visser – Uitstappen
Mijn ouders zouden het niet begrijpen. Niemand zou het begrijpen. Geen van allen zouden ze in staat zijn om zich te verplaatsen in mij, om te begrijpen dat dit was wat ik nodig had, waar ik naar smachtte. Overmand door hun eigen verdriet zouden ze niet zien dat dit voor mij de verlossing was. Maar ik moest dit doen, ik kon het voelen. En waarom maakte iedereen zich nou altijd zo druk om zelfdoding? Die reactie was het toppunt van hypocrisie. Een groot deel van de mensheid was op dagelijkse basis bezig zelfmoord te plegen, alleen dan in vertraagde vorm. Daar hoorde je niemand over, dan was het ineens wel acceptabel. Het stond nota bene in niet te missen waarschuwingen aangegeven op de pakjes shag en sigaretten: ROKEN IS DODELIJK. Roken was pure zelfmoord, maar in langzame vorm en daarom was die methode oké. Om het in één keer te doen, er maar meteen vanaf te zijn, dat kon niet! Dat mocht niet! Dat was laf, egoïstisch en iets wat je alleen deed als je geen enkele andere uitweg meer zag. Om gewoon zomaar te beslissen de stekker uit je jonge, gezonde lichaam te trekken, dat was ondenkbaar. Een taboe. We moesten dat lichaam immers eerst langdurig en stelselmatig vergiftigen, het laten aftakelen om uiteindelijk als een terminaal zieke patiënt, een schim van wie je ooit was, te sterven. We leefden in een wereld waar dankzij abortus en genetische manipulatie voortdurend met leven werd gefutseld, maar het beëindigen van je eigen leven, dat leidde tot gefrons. Want iemand die dat wilde had psychische hulp nodig. Alsof het volstrekt onmogelijk was om je te realiseren simpelweg ‘klaar’ te zijn hier, toe aan de volgende fase. Gereed om eruit te stappen.
Maar het maakte me niet uit wat anderen ervan dachten: ik ging ermee stoppen en niets zou mij daarvan weerhouden. Ik wilde mijn ogen sluiten en ze nooit meer opendoen. Ik zou vredig wegzweven in een oneindige wereld van leegte en gewichtloosheid. Vrij zijn.
Ik was vijfentwintig, een kwart eeuw.
Een prachtige leeftijd om er een punt achter te zetten.
==
Vanmorgen had ik het besloten. De gedachte had zonder aanleiding in mijn hoofd gezeten, meteen zo sterk verstrengeld met mijn hersenen dat ik bijna nergens anders aan kon denken. Kalm had ik de rest van mijn ontbijt opgegeten, en het vastberaden gevoel dat dit was wat ik moest doen, nam toe. De laatste keer dat ik me zo zeker over iets had gevoeld, was toen Mark me vorig jaar had gevraagd of ik bij hem wilde intrekken.
Ik slikte en even schoof er een schaduw over mijn hart bij het beeld van Mark, hoe hij er tijdens mijn begrafenis bij zou zitten, verloren, verslagen. Mijn ogen vulden zich met tranen terwijl ik in mijn hoofd de muziek hoorde die zou worden gedraaid. Maar ik haalde diep adem en rechtte mijn schouders. Mark zou er wel overheen komen. Iedereen zou er overheen komen. Mark zou een nieuwe vriendin vinden, opnieuw gelukkig worden.
Het was allemaal voorbestemd.
==
Terwijl ik mij aankleedde, staarde ik naar Marks kleding in de kast. Binnenkort zouden mijn eigen kleren weg zijn hier, besefte ik, geschonken aan een liefdadigheidsinstelling. Het was een vreemd idee. Ik staarde naar het bed waar we vannacht nog samen in geslapen hadden. Hoelang zou het duren voordat Mark daar met een andere vrouw zou liggen? Weer prikten mijn ogen, maar vastberaden knipperde ik de tranen weg. Ik móést dit doen.
Vanmorgen was Mark net als altijd naar zijn werk vertrokken, en hij zou pas vanavond thuiskomen. Hij wist niet beter dan dat ook ik op mijn werk was, maar ik had meteen na het ontbijt de telefoon gepakt en mijn baas gebeld om te zeggen dat ik vandaag niet zou komen. Voordat hij kans had gekregen om naar de reden te vragen, had ik al opgehangen. Met rustige, beheerste bewegingen had ik mijn dienblad terug naar de keuken gebracht en de tv, die nog steeds het ochtendjournaal uitzond, uitgezet. De donkere waas die over me heen was gekomen had prettig aangevoeld, alsof het richting aan mijn leven gaf.
Inmiddels wist ik ook al hoe ik het zou doen. Toen Laverne afgelopen zomer op vakantie naar Frankrijk was gegaan, had ze mij de extra sleutel van haar appartement gegeven. Als beste vriendin was het mijn taak om in haar afwezigheid haar kat eten te geven, had ze me plechtig medegedeeld, en glimlachend had ik de sleutel van haar aangenomen. Na haar vakantie was de sleutel hier in de la blijven liggen en nu kwam hij goed van pas.
Laverne had allerlei manieren gevonden om extra geld te verdienen, en een van die manieren was om zo nu en dan te fungeren als medisch proefkonijn. Nieuwe pillen uittesten, griepprikken proberen. Eng vond ze het niet. ‘Het is safe, hoor,’ zei ze altijd. ‘Voordat het op ons wordt getest, is het al op tientallen andere manieren gecontroleerd. En het verdient goed!’
Met haar shopverslaving kon ze de extra inkomsten goed gebruiken.
Gisteren was ze begonnen met het uitproberen van een nieuw soort slaapmiddel. ‘Iedere avond één pilletje en je slaapt als een roosje,’ had ze gezegd. Ze leed aan chronische slapeloosheid, dus in dit geval was het testen van de pillen nog nuttig voor haar ook.
‘Sorry Laverne,’ mompelde ik terwijl ik in mijn jas schoot. In mijn hand had ik de extra sleutel van haar flat. ‘Ik heb ze vandaag even harder nodig dan jij.’
Mijn rinkelende mobiel negeerde ik.
==
Laverne woonde twee straten achter ons, en nog geen kwartier later was ik terug in mijn eigen appartement. Op de hoek van de straat was een verkeersongeluk gebeurd, maar ik was niet blijven staan om te kijken naar de chaos van politie, ambulances en toeschouwers. Ik had belangrijkere dingen aan mijn hoofd.
De drie doosjes met slaappillen zaten in mijn tas. Laverne moest ze drie maanden slikken, had ze me verteld, en bijhouden wat voor eventuele bijwerkingen ze eraan overhield.
Als ze vanavond thuiskwam uit haar werk, zou ze het afscheidsbriefje vinden dat ik op haar salontafel had achtergelaten. Mijn ouders en Mark kregen ook een brief. Veel stond er niet in, alleen dat ik altijd van ze zou blijven houden, waar ik ook was, en dat dit mijn eigen beslissing was. Dat ik hoopte dat ze het me konden vergeven.
Toen mijn telefoon piepte om me eraan te herinneren dat ik nog steeds een onbeluisterde voicemail had, wierp ik geïrriteerd een blik op het scherm. Arthur had me geprobeerd te bellen, zag ik. Wat vreemd, wat wilde hij van me na al die tijd? Toen we onze relatie vier jaar geleden beëindigden, hadden we elkaar beloofd om vrienden te blijven, maar het contact was verwaterd en inmiddels had ik hem al meer dan een jaar niet gesproken.
Ik klikte de melding weg. Het was niet belangrijk.
Over een paar minuten zou ik niet meer bestaan.
Met de doosjes pillen in mijn hand liep ik naar de keuken. Daar vulde ik een groot glas met water en drukte de eerste strip met pillen leeg in mijn hand. Ik slikte ze in één keer door. Met twee nieuwe glazen lukte het me om de rest van de pillen in te nemen.
Duizelig van het vele water liep ik naar de slaapkamer, waar ik me op het bed liet vallen. De middagzon scheen fel naar binnen, maar ik liet de gordijnen open. Mijn bloed suisde in mijn oren. Ik staarde naar het plafond. Hoe vaak had ik hier niet met Mark gelegen? Vanaf vannacht zou hij hier in zijn eentje slapen. In gedachten zag ik zijn gezicht, maar het beeld vervaagde. Langzaam voelde ik mijn ogen zwaar worden.
Toen werd alles donker.
==
Mark schudde me wild heen en weer. ‘Em! Word wakker, in godsnaam!’
Verbaasd opende ik mijn ogen. ‘Wat doe jij hier?’
Tranen van opluchting rolden over zijn wangen. ‘Je bent er nog…’ Hij boog zich voorover en sloeg zijn armen om me heen. ‘Ik was zo bang dat ik je kwijt was,’ fluisterde hij. ‘Ik las je brief, en… en… Waarom, Em?’ Hij snikte harder, zijn brede schouders schokten.
Ik wreef in mijn ogen. Hoe kon dit?
Een blik op de wekker op het nachtkastje leerde me dat het halfzes was. Mark was dus uit zijn werk thuisgekomen en… ik was er nog. Ik leefde nog. Ik had alleen maar geslapen!
Had ik het gedroomd…? Nee, dan zou Mark niet zo overstuur zijn. Maar hoe… wat…?
Mark huilde nog steeds, nooit eerder had ik hem zo emotioneel gezien. ‘Waarom?’ bleef hij herhalen. Hij streelde mijn haar, mijn gezicht, trok me overeind en drukte me tegen zich aan. Toen trok hij zijn gezicht terug en keek me aan. ‘Waarom, Em?’ vroeg hij nogmaals, dringender. Zijn adem was warm in mijn gezicht. ‘Ik snap het echt niet.’
Met lege ogen keek ik hem aan. Waarom, inderdaad? Ik wist het zelf ook niet. De gevoelens van vanmorgen, de allesoverheersende zekerheid dat ik er een eind aan moest maken, waren weg. Waren het echt mijn eigen gedachten geweest? Waar kwamen ze vandaan? Hoe had ik zo stom kunnen zijn?
‘Mark,’ zei ik zacht. Ik slikte. ‘Het spijt me dat ik je zo heb laten schrikken. Ik…’ Het rinkelende geluid van mijn mobiel brak mijn woorden af en verdwaasd stak ik mijn hand uit om de telefoon van mijn nachtkastje te pakken. Laverne’s naam stond in het display. ‘Hoi,’ zei ik zachtjes.
‘Jezus Em, waar slaat dit op?’ gilde ze in mijn oor. ‘Wat is dit voor misselijke grap, om zo’n brief bij mij neer te leggen? Ik schrik me helemaal dood hier, weet je dat?’
Nu huilde ik ook. ‘Ik snap niet waarom ik het heb gedaan. Ik was in jouw flat om je pillen te pakken, ik wilde…’
‘Mijn pillen?!’ Het geluid van een la die wild werd opengetrokken, klonk door de telefoon. Toen vloekte ze. ‘Em, ik kan dit gewoon niet geloven. Wat is er in godsnaam met je aan de hand?’
‘Ik weet het niet,’ snikte ik. ‘Ik heb ze allemaal ingenomen, ik wilde niet meer, ik…’ Mijn stem brak.
‘Ik kom naar je toe,’ besloot ze. ‘Verdomme.’
==
‘Het waren dus placebo’s,’ constateerde Laverne nadat we alle drie waren gekalmeerd en ik ze zo goed mogelijk had verteld wat er was gebeurd. We zaten rond de keukentafel. Mark had thee gezet. Met trillende handen had ik de mok vastgehouden terwijl ik sprak. Mijn verhaal eindigde bij het innemen van de pillen.
‘Placebo’s.’ Ik knikte. ‘Dat kan inderdaad niet anders. Ik heb een enorme overdosis genomen en ik voel niets.’
‘Gelukkig maar,’ zei Mark zacht. Hij streek met zijn hand door mijn haar, zijn gezicht was bleek. ‘Ik snap niet dat je mij niet belde toen je jezelf zo rot voelde.’ De pijn in zijn ogen was onmiskenbaar.
‘Ik begrijp het zelf ook echt niet,’ fluisterde ik. ‘Ik wist alleen maar dat ik dood wilde, dood móést, dat is alles waar ik aan kon denken.’
‘En nu?’ Laverne keek me onderzoekend aan.
‘Nu is het over. Ik ben weer gewoon mezelf, dat is het vreemde.’ Ik rilde. ‘Ik moet er niet aan denken wat er was gebeurd als het wel echte pillen waren geweest.’
Marks lip trilde en hij klemde zijn vingers om zijn beker. Zijn knokkels werden wit.
‘Het gebeurt wel vaker dat ze me placebo’s meegeven,’ wist Laverne. Ze hield haar stem luchtig, maar ook in haar ogen was de schrik zichtbaar. ‘Maar dat vertellen ze je altijd achteraf pas. Dan is het van: verrassing! We hebben je voor de gek gehouden!’
Ik glimlachte zwak. Alle drie zwegen we, alle drie beseften we dat het heel anders had kunnen aflopen vandaag.
Toen Laverne’s telefoon afging, schrokken we op.
Ze trok haar tas op schoot en viste haar mobiel eruit. ‘Hoi, mam. Wat zeg je? Wat?! Nee! Nee! Waar, hoe… ja, ik kom er meteen aan.’ Met grote, geschokte ogen keek ze ons aan. ‘Ik moet naar mijn ouders toe. Mijn zusje is dood. Ze heeft zelfmoord gepleegd.’
==
Pas toen Mark en ik, beiden nog stil van shock, tegen elkaar aan waren gekropen op de bank en het halfachtnieuws op rtl4 bekeken, drong het tot ons door dat er iets heel erg mis was.
‘Noodlijn 112 werd vandaag overspoeld met meldingen van zelfmoord,’ vertelde de nieuwslezer. ‘Honderdduizenden mensen in Nederland hebben zich vandaag van het leven beroofd.’ De tv liet beelden zien van auto’s die met opzet tegen bomen en vangrails waren aangereden. ‘Het treinverkeer in heel Nederland ligt sinds vanmorgen plat door het grote aantal mensen dat zichzelf voor de trein heeft gegooid. Eén man sprong van het dak van een flatgebouw en miste daarbij op een haar na een passerende voetganger. De vrouw in kwestie gooide zichzelf vervolgens abrupt voor een voorbijrijdende vrachtwagen en overleed ter plekke alsnog. Ziekenhuizen en mortuaria kunnen de plotselinge stroom lichamen niet aan. Opvallend is dat het in bijna alle gevallen duidelijk gaat om zelfdoding. De politie en veiligheidsdiensten staan voor een raadsel, en er wordt rekening gehouden met de mogelijkheid van een terroristische aanslag.’
Als verstijfd zaten Mark en ik op de bank. Met grote ogen keken we elkaar aan.
Het was Mark die uiteindelijk als eerste sprak. ‘Nu snap ik waarom zo veel collega’s vandaag afwezig waren.’ Hij slikte. ‘Dit is niet te geloven.’
Ik zweeg.
‘Maar jij hebt het overleefd, Em! Jij was bijna een van die honderdduizenden doden geweest, besef je dat? En als in een wonder heb jij het overleefd!’
Ik knikte langzaam. Nu pas merkte ik dat ik over mijn hele lichaam beefde.
‘Je moet de politie bellen,’ besloot Mark. ‘Je moet ze alles vertellen wat je weet!’
==
Helaas leek de politie weinig aan mijn ervaring te hebben. Aan de andere kant van de telefoon werd voor de zekerheid genoteerd wat ik die ochtend allemaal had gedaan, wanneer de gedachte aan zelfdoding voor het eerst in me was opgekomen, en of ik er nu nog steeds aan dacht. ‘Wat wij denken, en uw verhaal bevestigt dit, is dat slapen de manier is om de dwanggedachte te doven,’ vertelde de politievrouw. ‘Maar helaas gaan de meeste mensen overdag niet slapen, en alles wijst erop dat de massamanipulatie vanmorgen al is ontstaan.’ Er was een groot landelijk onderzoek ingesteld om te achterhalen hoe een ramp van deze omvang had kunnen gebeuren, liet ze weten. Nadat ik mijn telefoonnummer had achtergelaten, hing ik op.
‘Manipulatie,’ mompelde ik. Ik keek Mark aan. ‘Ze denken aan een soort massamanipulatie waar honderdduizenden mensen vandaag slachtoffer van zijn geworden.’
==
Later die avond, in een extra uitzending van het avondnieuws, werd bekendgemaakt wat er aan de hand was. Een nog onbekende terroristische groepering had toegang weten te krijgen tot de regieruimte van het ontbijtnieuws. Hierdoor hadden ze psychotronische gedachtebeïnvloeding in de uitzending weten te monteren, ook wel bekend als Silent Sound Spread Spectrum en in militaire kringen S-quad genoemd. Het doel daarvan was het ongezien en onhoorbaar manipuleren van een hele bevolking, zo vertelde de nieuwslezer. Deze vorm van psychologische oorlogsvoering zou voor het eerst gebruikt zijn tijdens de Eerste Golfoorlog in 1991, en de psychische en emotionele effecten van ‘stil geluid’ zouden zo ernstig zijn geweest dat honderdduizenden Irakezen zich zonder één schot te lossen overgaven aan de Amerikanen. In dit geval was iedereen die de nieuwsuitzending van vanmorgen had gehoord of gezien, automatisch ‘geprogrammeerd’ op zelfdoding.
Uit voorzorg was de herhaling van de uitzending onmiddellijk van internet afgehaald. Mensen die onverhoopt alsnog in contact kwamen met het bewuste journaal, bijvoorbeeld omdat ze het hadden opgenomen, werd ten strengste aangeraden de televisie ogenblikkelijk uit te zetten en contact op te nemen via een speciaal telefoonnummer. Vervolgens zouden ze onder professioneel toezicht in een korte slaap worden gebracht, waarna de manipulatie zou zijn uitgewerkt.
Een grootscheeps onderzoek naar wie er achter deze aanslag zat en hoe het ze was gelukt om in de studio’s te infiltreren, was in gang gezet. Volgens de laatste berichten stond het dodental inmiddels op bijna tweehonderdvijftigduizend en er werd gesproken van de grootste ramp in de Nederlandse geschiedenis sinds het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog.
Zwijgend zette ik de tv uit. Mijn afscheidsbrief lag nog steeds op tafel en ik pakte hem op. Hoofdschuddend las ik de woorden die ik eerder deze dag met zo veel overtuiging had opgeschreven. Ze waren angstaanjagend.
Mark sloeg zijn arm om me heen.
Als door een wonder had geen van onze dierbaren vanmorgen het ontbijtnieuws aangezet. Maar in het appartement boven ons klonk al een paar uur hartverscheurend gehuil, en de hele avond was het in onze straat, net als in de rest van het land, een chaos geweest met geschokte gezichten, ambulances en gesloten gordijnen. Scherpere maatregelen voor alle publieke media waren per direct ingesteld. Schok en verdriet werden op de voet gevolgd door angst voor herhaling.
De rest van de avond bleef de tv uit.
==
Vanuit de badkamer klonk het vertrouwde geluid van Mark die zijn tanden aan het poetsen was. Mijn ogen werden vochtig. Vandaag waren we elkaar bijna kwijtgeraakt, het had absurd weinig gescheeld. Voor ons was het gelukkig goed afgelopen, maar hoeveel mensen hadden vandaag hun geliefden wél verloren?
Toen Mark de slaapkamer in kwam, glimlachte ik naar hem. Ik zou in zijn armen in slaap vallen, me beschut voelen, samen veilig afgezonderd van deze krankzinnige wereld.
Zoals iedere avond pakte ik mijn mobiele telefoon van het nachtkastje om de wekker voor morgenochtend in te stellen, en bij het opslaan zag ik dat de melding van het voicemailbericht van Arthur nog steeds in mijn scherm stond. Dat was waar ook. Terwijl Mark, die altijd drie kwartier eerder op moest dan ik, zijn eigen wekker instelde, maakte ik verbinding met mijn voicemail om het bericht te beluisteren.
Mijn adem stokte geschrokken toen ik Arthurs stem hoorde, harde snikken klonken in mijn oor. ‘Ik hou nog steeds van je, Em!’ riep hij wanhopig. ‘Ik heb je nooit kunnen vergeten! En ik wil gewoon dat je dat weet. Ik neem aan dat je nu gelukkig bent met Mark en daar ben ik blij om. Dat meen ik. Het ga je goed, Em. Als je dit hoort ben ik weg. Vaarwel!’
Hij hing niet op. In plaats daarvan klonk er gestommel, voetstappen die vervaagden, een deur die werd dichtgeslagen. De verbinding bleef in stand, maar Arthur zelf was er niet meer. Op de achtergrond klonk de herkenbare stem van Jan de Hoop, het ochtendnieuws werd voorgelezen. Snel drukte ik de telefoon uit.
Naast me keek Mark me vragend aan. ‘Wie was dat?’
Zonder antwoord te geven stond ik op uit bed. ‘Ik moet even naar de wc.’
Op blote voeten liep ik de slaapkamer uit, de woonkamer in. Daar opende ik de balkondeur. Het was koud buiten, de nachtwind deed mijn slaapshirt om me heen wapperen. Langzaam klom ik met één been over de reling, toen tilde ik mijn andere been op.
Ik glimlachte.
Dit was het enige juiste, ik kon het voelen. Dit moest ik doen.
Ik sloot mijn ogen, en liet me vallen.
==
Judith Visser (1978) debuteerde in 2006 met Tegengif, een roman over de prostitutiewereld in Rotterdam. Dit debuut werd bekroond met de prijs voor het Beste Rotterdamse Boek van 2006. Opvolger Tinseltown verscheen in 2007 en won deze prijs eveneens. Haar thrillerdebuut Stuk kwam uit in 2008 en werd prompt genomineerd voor de Gouden Strop en verwerkt tot een theatervoorstelling. Ook werd Judith in 2008 gevraagd het Rotterdams Leescadeau (de Rotterdamse variant op het Boekenweekgeschenk) te schrijven: dit resulteerde in de novelle Ysabella. Haar tweede thriller Oversteken verscheen in 2009, gevolgd door Trip in september 2010. Judith woont samen met haar man en haar twee honden in Rockanje.
Tupla Mourits – Nog niet jarig
8.30 uur, februari, metrostation Bijlmer
Een intercity passeert op volle snelheid het metrostation. De luchtdrukverplaatsing rukt aan hun kleren. Kelly sjort haar spijkerbroek omhoog. Ondanks de riem zakt de broek vanzelf langzaam over haar billen. De tochtstroom slaat in haar bilnaad. Ze rilt. Dat fuckweer. Die focking zenuwen. Michel houdt zijn hand boven de hoekige vorm in zijn broekband. Als een cowboy op het punt van schieten. Hij grijnst van onder zijn capuchon.
‘Cool, hè?’ zegt Michel. Zijn ogen schitteren als wanneer hij een pilletje heeft geslikt. Hij lijkt geen last te hebben van de kou. Zijn jack hangt open. ‘Net echt.’ Het plukje haar dat Michel op zijn kin heeft laten staan en dat zij hem heeft helpen bleken, beweegt mee als hij zijn neus ophaalt. Er bungelt een sliertje snot in dat in het vale licht doet denken aan de gebroken draad van een spinnenweb.
‘Je moet je jas eroverheen houden,’ zegt Kelly.
‘Ja, stel je voor dat ie afgaat.’ Michel lacht hard. Zijn tanden stralend wit tussen volle rode lippen. Zijn lange wimpers als vleugeltjes boven zijn donkere ogen. Hij is de leukste jongen die ze ooit is tegengekomen. De slimste. De liefste. En als hij haar aanraakt, lost ze op en verdwijnt in een oneindige fluwelen diepte. Een stoombad. Een wereld in een andere dimensie van alleen nog warmte en liefde.
‘Niet stressen, Kel, alles is onder controle. Het is toch maar een nepding?’ Dat laatste fluistert hij. Ze voelt zijn warme adem tegen haar oor. ‘Chill out baby. Denk aan je nieuwe Witje.’ Hij legt een hand op haar arm.
De pijn schiet door tot in haar schouder en verder. De huid onder de tattoo klopt als de hel. Alsof het mega-ontstoken is, maar je ziet er helemaal niks aan. Een dag of twee pijn, misschien wat roodheid, hadden ze gezegd in die tattooshop. Maar dit duurt al vijf dagen. Het ene moment heeft ze het steenkoud, dan weer gloeit haar hoofd alsof ze griep heeft.
Als ze in de metro zitten, kijkt ze naar zichzelf in de ruit. Trekt de muts verder over haar blonde haar. Met de capuchon eroverheen ziet ze eruit als een jongen. Net twee broertjes, Michel en zij.
==
Diezelfde tijd, in een slaapkamer, Amsterdam-Zuid
Als Armando zich over haar heen buigt en in haar nek zoent, trekt Lillian hem terug in bed. Zijn erectie duwt al tegen haar bovenbeen. Armando heeft altijd zin. Stevig houdt hij haar handen vast en kijkt haar in de ogen terwijl hij afmaakt wat zij is begonnen. Het vluggertje beneemt haar bijna de adem. In gestolen tijd is het het lekkerst. Na vijf minuten rolt hij van haar af. Voor hij opstaat draait hij zijn gezicht naar haar toe, kust haar glimlachend op haar voorhoofd.
‘Gefeliciteerd met onze kids, schatje.’ Op dezelfde manier als zeven jaar geleden, toen de tweeling was geboren. ‘Haastige spoed, altijd goed.’ Hij grinnikt, kijkt op zijn horloge. Zijn eerste afspraak was een halfuur geleden.
Lillian luistert naar Armando’s ochtendrituelen. De douchedeur die opengaat. Zijn onderdrukte brul als hij de koudwaterkraan even opendraait. Het geluid van de föhn. En tot slot het piepje van de deur naar de walk-in closet. Ze hoort hem neuriënd de marmeren trap aflopen. De deur slaat dicht. Op de oprit wordt zijn trots, een bmw 5 touring met twintigduizend euro bijtelling, gestart.
De geur van zijn aftershave hangt in de badkamer. Armando de kater. Pas op. Dit is mijn huis. Psst. Mijn vrouw. Psst. Mijn kinderen. Pssssst. Lillian bukt zich om de badhanddoeken van de grond op te rapen, maar besluit halverwege dat aan de Filipijnse werkster over te laten. Onze eigen Tippi Wan, zoals Armando haar noemt. Lillian heeft vandaag genoeg te doen. Op de overloop hoort ze de tweeling ruziën over hun partijtje vanmiddag.
‘Meiden, als jullie niet binnen vijf minuten aangekleed beneden zijn, dan zijn jullie vandaag helemaal níét jarig.’
Was dat maar waar. Opeens overvalt haar een gevoel van zwaarte als ze denkt aan de rest van de dag. Misschien komt het door het geklier van de tweeling. De grijze lucht. De lijntjes op haar bovenlip. Armando die neuriënd vertrekt naar zijn werk terwijl zij straks zit opgescheept met tien verwende meisjes die zij het naar de zin moet zien te maken. Was het maar vast vijf uur en allemaal voorbij.
Daarvoor hoeft ze niet te wachten tot vijf uur, maar dat weet ze dan nog niet.
==
8.45 uur, in de metro richting Centraal Station
Toen ze gisteren onder de douche vandaan kwam, had haar moeder de tattoo voor het eerst gezien. ‘Net Witje,’ had ze gezegd. ‘Wel apart. Misschien neem ik er ook wel een.’
‘Van die foto in de tuin,’ zei Kelly. ‘Zo blijft hij altijd bij me.’
‘Ik wist niet dat je die oude kat zo miste.’ Haar moeder had met haar vinger de tattoo even aangeraakt. Met een ruk had Kelly haar arm teruggetrokken.
‘Gevoelig?’ had haar moeder gezegd. ‘Ben je wel naar een goede shop geweest? Als het gaat ontsteken, ben je nog niet jarig.’
‘Wie is er nog niet jarig?’ Haar moeders nieuwe vriend was de badkamer ingelopen. Zijn geslacht op en neer wippend in de verwassen boxershort. Via de spiegel had hij grijnzend naar Kelly’s borsten onder het strakke hemdje geloerd.
‘Moeder en dochter. Van achteren lijken jullie sprekend op elkaar. En van voren… bijna.’
Haar moeder had gegiecheld. Die snapte er echt niks van. Ook al was ze vakbondsconsulent. Als ze verliefd was, leek ze wel achterlijk.
Toen mam en hij begonnen te tongen, had ze gemaakt dat ze daar wegkwam. Nog even. Dan had ze haar eigen badkamer. Haar eigen huis. Misschien morgen al.
==
8.55 uur, Patisserie Au Chocolat, Amsterdam-Zuid
Emiel B., drie keer op rij Patissier van het Jaar, legt het deeg voor de zes Boules Bio apart en begint aan de kindertaart voor de familie Z.
Terwijl Emiel de marsepeinen rokjes van de prinsesjes modelleert, dwalen zijn gedachten af naar zijn wedstrijdontwerp voor dit jaar. Winnen was één ding, winnaar blijven iets heel anders. Elk ontwerp moest niet alleen mooi worden gepresenteerd, maar ook de perfecte smaakwandeling voor de papillen zijn. Daarnaast werd het beoordeeld op snijdbaarheid en exterieur. Als hij dit jaar weer won, zou zijn vrouw een complete restyling van de winkel doen. Ze wilde de uitstraling van een juwelier, zei ze. Veel glas en glimmend staal. Vitrines voor chocolades als waren zij horloges van Cartier of Breitling. Achterin een Salon de Thé met taartjes. ’s Avonds workshops voor beginners en gevorderden.
Emiel B. laat de prinsessentaart rusten en stapt het kleine binnenplaatsje op om een luchtje te scheppen. Maar voordat hij de frisse winterlucht heeft kunnen inademen, wordt de adem bijna uit zijn longen geperst. Gaat de olifant weer op zijn borstkas zitten. Hij grijpt zich vast aan de openstaande deur terwijl het zweet hem uitbreekt.
Als hij even later, bleek, misselijk en met trillende benen, weer aan zijn roestvrijstalen werkblad staat, komt zijn vrouw binnen. Ze kijkt naar de taart.
‘De moeder van die tweeling is er over een halfuurtje.’
‘Dan is de taart klaar.’
Zijn vrouw kijkt op de bestelbon. ‘Je zou haar bestelling toch eerst doen?’
‘Ja, daar ben ik toch mee bezig? Nummertje twee.’
‘Nummertje goed, kleurtje fout. Miel toch. En dan juist bij zo’n lastige klant. Jij bent nog niet jarig. Goed, ik bel wel even dat ze iets later moet komen. Wat kan ik zeggen? Halfuurtje?’
‘Laat haar doodvallen,’ mompelt Emiel.
==
Hoe het verdergaat met Emiel? Die haalt de verkiezing van de beste patissier helaas niet. Vernauwing van de kransslagader, een bloedprop en dat was het dan. De verbouwing gaat niet door. De mensen die zich al hadden ingeschreven voor de workshops, wachten nog op de teruggave van hun inschrijfgeld. De begrafenis van een kampioen is nu eenmaal duur.
==
9.15 uur, politiebureau Van Leijenberghlaan, Amsterdam Buitenveldert
De verplichte communicatiecursus is net een halfuurtje aan de gang en nu al slaapverwekkend. Cas van den Heuvel staart naar de mond van de fris gewassen en geschoren cursusleider. De woorden drijven van ver naar hem toe en lijken vlak voor zijn oren te blijven hangen.
Communicatiemuur. Bedoeld is niet hetzelfde als gezegd. Gezegd is niet hetzelfde als gehoord. Nee, dank je de koekoek! Daarvoor hoeft hij niet naar een cursus.
Zachtjes trommelt hij met zijn vingers op tafel. Hij heeft stevige handen met korte, sterke vingers. Niet geschikt om piano mee te spelen, maar dat heeft hij dan ook nooit geprobeerd. Hij heeft wel een tijdje gedrumd, maar toen ze kleiner moesten gaan wonen, had hij het drumstel weggedaan. Nu componeert hij op de computer met een gratis gedownload softwareprogramma. En soms neemt hij de djembé erbij en speelt live mee. Daar waren zijn vingers heel geschikt voor gebleken.
Gehoord is nog niet begrepen en begrepen nog niet gedaan. Hij zit zijn tijd te verdoen.
==
9.30 uur, een paar straten verderop, de Minervalaan
Kelly drukt een paracetamol uit de strip. De vierde al sinds ze is opgestaan. Zonder water probeert ze die weg te kauwen. Ze kokhalst als de bittere klont tegen haar verhemelte blijft plakken.
Met hun capuchons zo ver mogelijk over hun hoofden getrokken, steken ze de Apollolaan over. Een bmw komt op een meter van hen af gierend tot stilstand.
‘Focking teringlijer,’ schreeuwt Michel.
Armando Z. doet of hij de opgestoken middelvinger niet ziet. Hij is relaxed. Armando Z. is een man van de grote lijnen. Die steekt geen energie in details. Allemaal ruis. Wat heeft het voor zin om zo’n stel kutjochies over de kap te trekken? Dan kun je in Amsterdam wel aan de gang blijven. Bovendien heeft hij haast. Het vluggertje met Lil heeft hem een ietsjepietsje achter op schema gebracht. En hij wil vanavond echt op tijd thuis zijn. Dat heeft hij zijn prinsesjes plechtig beloofd. Armando trapt het gaspedaal in en verdwijnt uit beeld.
==
Armando Z. doet er verder ook niet toe. Tenzij je alles zou willen weten over zijn zakenpartner Niek W., die binnen zes weken na nu de wijk zal nemen naar de Bahama’s. Met medeneming van enige miljoenen van hun investeerders, die denken onroerend goed te hebben gekocht in Dubai. En tenzij je geïnteresseerd bent in de prijs die Armando Z. daarvoor zal betalen, zoals het verlies van zijn kleine teen die een doorgedraaide investeerder er met een snoeischaar zal afknippen in een tuinhuisje in de buurt van Vinkeveen.
Waar het om gaat is dat het leven na vandaag niet meer hetzelfde is. Dat er vandaag geen verjaardagsfeestje gevierd gaat worden. De les voor Armando Z. wordt dat details er alles toe doen. Maar daar komt hij later pas achter.
==
9.50 uur, Beethovenstraat, op de hoek met de Gerrit van der Veenstraat
Kelly voelt zich onwezenlijk. Het is net of ze door een dikke glasruit kijkt en de wereld geluidloos aan haar voorbijtrekt. Alle vezels in haar lijf lijken mee te schreeuwen met de pijn in haar arm. Laten we alsjeblieft opschieten. Niet nog een keer de straat op en neer lopen. Nu eindelijk gewoon oversteken. En naar binnen. Hoe sneller hoe beter. Het zebrapad lijkt langer te worden. Kelly zucht, wankelt. Ze legt haar arm om Michels middel, haar hoofd even tegen zijn schouder. Hij duwt haar van zich af.
‘Hé, ho. Zo verpest je alles, Kelly. De mensen moeten denken dat we twee mannen zijn. Echte mannen, geen homo’s.’
Hij is gespannen. Ze hoort het aan zijn stem.
‘Sorry.’
Michel kijkt om zich heen of iemand hen gezien heeft. ‘Als je wilt stoppen, dan moet je dat nu zeggen.’
Ja, zou ze willen schreeuwen. Laten we stoppen met dit gedoe. Teruggaan. Naar dat matras op de grond voor de centrale verwarming. Voor de honderdste keer kijken naar Reservoir Dogs of Pulp Fiction. Een biertje drinken, een jointje roken. Ze hadden toch genoeg aan elkaar? Zij hoefde al die spullen niet, alleen maar hem.
Michel kijkt haar aan van onder zijn capuchon. Zijn adem wolkt uit zijn mond.
‘Nog even en we hebben alles wat we willen. Jij kunt weg bij die pervert van je moeder, je hoeft nooit meer naar school. Who the fuck needs school anyway? Denk aan de boerderij die we hebben gezien, Kel, aan de paarden, het nieuwe katje. Wij altijd samen.’
‘Sorry,’ zegt ze nogmaals. ‘Het ging vanzelf. Voor ik er erg in had… mijn arm. Ik word er helemaal gek van.’
‘We moeten helder blijven. Als het voorbij is, heb ik een perfect medicijn voor je. Maar nu nog even de kop erbij houden.’
==
10.05 uur, Beethovenstraat, ter hoogte van Patisserie Au Chocolat
Lillian Z. had haar programma van die ochtend omgegooid na het telefoontje van de vrouw van Emiel B. Ze was eerst naar de Albert Heijn gegaan. Die op het Gelderlandplein, daar kon ze de auto makkelijk kwijt. Nu ze daarvan terugkeert in de Beethovenstraat, wordt de parkeerplek voor de patisserie geblokkeerd door een koelwagen. Lillian rijdt een rondje en sluit aan in de rij voor het stoplicht. Het verkeer komt in beweging, een lege parkeerplek doemt op. Yes. Ze geeft gas. Op dat moment stopt de Jaguar voor haar, de alarmlichten knippen aan. Lillian, die anders nooit vloekt, spuugt bijna tegen de voorruit van ergernis en moet vol op de rem gaan staan.
Het portier van de Jaguar gaat open. Een bekende Amsterdamse strafpleiter stapt uit. De man vouwt zijn handen en maakt een korte Japanse buiging naar haar. Twee minuten, gebaart hij. Vanaf de stoeprand doet hij exact acht passen naar de sigarenwinkel.
==
Is het noemen van die acht passen relevant? Nee, maar ze tekenen deze man. Hij gelooft in rituelen. Hij is eraan verslaafd. Eén stap meer en zijn hele dag moet worden bijgestuurd. Is het leed niet te overzien. Worden zaken verloren. Te hoge straffen opgelegd en onterechte boetes uitgedeeld. Dat heeft de ervaring geleerd. Maar deze ochtend zit alles mee. De eigenaar van de winkel staat klaar. Lievelingssigaar op voorraad. Nieuwe doos wordt aangebroken. Zeven Davidoffs. Voor elke dag één. Deur open laten houden. Niks aanraken. Niet op de drempel stappen. Exact hetzelfde aantal passen terug. Gordel vast. Autosleutel met gesloten ogen meteen raak in het contact. Een perfecte dag. Zo eentje die zindert en knispert van succes.
Net voor hij wil optrekken, ziet hij twee jongens bij de tramhalte staan. De donkere met het witte sikje herkent hem, staart hem aan terwijl hij zijn vriend aanstoot. Die lijkt te schrikken. Of staat niet zo vast op zijn benen. Hij wankelt. Ach, boefjes nog. Als ze talent hebben, ziet hij ze over een jaar of tien op zijn kantoor verschijnen. Dan hebben ze een pak aan. En een designzonnebril in hun haar geschoven.
==
10.08 uur, op de tramhalte van lijn 5
‘Zie je wie dat is?’ Michel stoot haar aan.
Kelly hoort de eerbied in zijn stem.
‘Die gast kent de hele onderwereld van Amsterdam.’
De Jaguar krijgt een dot gas en stuift weg.
‘Hij krijgt iedereen vrij. Als je maar geld hebt.’
‘Hoe weet jij dat?’
‘Ik weet die dingen. Ik weet gewoon heel veel dingen.’ Dan gaat zijn hand naar zijn heup. ‘Oké nu, Kelly, volgens mij gaat er iemand naar binnen.’
==
10.09 uur, Juwelier Wolf, Beethovenstraat
Michel trekt het namaakpistool uit zijn broekband en zet het in de rug van de vrouw die net heeft aangebeld bij de juwelierswinkel. De deur van gepantserd glas zoemt open. Hij duwt de loop verder in de dikke winterjas, ze stappen naar binnen, horen de deur achter zich dichtklikken. De eigenaresse van de juwelierswinkel, Edith H., is alleen.
Michel zet het pistool nu in de hals van de bezoekster en zegt: ‘Op de grond jij.’ En dan tegen de vrouw die achter de toonbank staat: ‘Ik wil graag een ring voor mijn verloofde.’
Edith H. kijkt naar de vrouw die onder schot wordt gehouden en legt een met fluweel bekleed blad met ringen op de glanzend gepoetste balie. En nog een. En dan een tray met horloges. Tussendoor kijkt ze naar de camera’s die op de toonbank gericht staan. Naar haar eigen wapen, net buiten bereik, onder de kassa. Naar de alarmknop. Naar de deur, maar niemand kijkt naar binnen. Nooit eerder stond ze alleen in de zaak. Dat uitgerekend vandaag haar medewerker Jerry zich ziek had gemeld…
Michel laat alles in een Albert Heijn-tas glijden. Kelly kijkt naar buiten. Zweet loopt in straaltjes onder haar borsten vandaan, prikt op haar armen, in haar nek, haar haren.
De vrouw op de vloer begint te kermen. Steeds luider. Haar rok is omhooggeschoven. Kelly geneert zich voor de dikke bovenbenen van de vrouw, zelfs door de panty heen ziet ze het haar dat in de bleke liezen groeit. Het gejammer gaat door merg en been.
Plotseling draait Michel zich om, trapt de bezoekster in haar zij. ‘Godverdomme, hou op met dat gejank. Ik doe je toch niks? Kutwijf.’
Kelly schrikt. Geen geweld, hebben ze afgesproken. Dit is haar Michel niet. Gevoelige Michel. Die net als zij zo van dieren houdt. Ze wil iets zeggen, maar dan verraadt ze zichzelf. Ze probeert zijn blik te vangen, maar Michel haalt uit en slaat de vrouw met het pistool hard tegen de zijkant van haar hoofd. Dat had hij niet moeten doen. De vrouw gilt. Dat leidt zijn aandacht een paar seconden af van Edith H., die nu een paar stappen kan doen in de richting van de kassa. Haar eigen pistool kan grijpen. Geladen. Altijd. De twee eerdere overvallen hebben haar wijzer gemaakt.
Drie keer is scheepsrecht.
==
10.12 uur, Beethovenstraat, aan de zijde van Patisserie Au Cho-colat
Lillian Z. zet voorzichtig de peperdure prinsessentaart klem tussen de boodschappen op de achterbank. Daar neemt ze de beslissing. Een plotseling gevoel van warmte doorstroomt haar. Ze gaan er gewoon een mooie dag van maken. Het is toch ook eigenlijk heel bijzonder, de verjaardag van haar meisjes. De tijd gaat zo snel. Het leek wel gisteren dat ze de twee bundeltjes in haar armen gedrukt kreeg. Dat had ze hem toch maar mooi geflikt, negen maanden gedragen en toen op de wereld gezet en binnen vier maanden haar oude figuur weer terug. Ze zou zichzelf ook moeten feliciteren. Bij de bloemist aan de overkant wordt net uitgeladen. Een vingerwijzing, denkt Lillian. Vooruit, naar binnen. Eens kijken of haar lievelingsbloemen erbij zijn. Ze wil een grote bos bloemen in witte tinten. Een cadeautje aan zichzelf.
==
Ondertussen, bij juwelierswinkel Wolf
Kelly is misselijk. Ze voelt een slapte in haar knieën alsof ze gaat flauwvallen. De pijn jaagt door haar lijf en begint ondraaglijk te worden. Tranen springen in haar ogen. Alle geluiden lijken uit de verte te komen. Het duurt even voordat ze Michel hoort roepen. Als ze zich omdraait, ziet ze de verkoopster staan. Met een pistool op Michel gericht. En Michel met de zijne op haar.
De redding komt van Kelly, ook al gaat daar geen besluit aan vooraf. Het gaat vanzelf. Ze zakt op haar knieën en braakt op het zachtgroene tapijt. De capuchon had Kelly beter niet af kunnen doen. Het duurt even voor het tot Edith H. doordringt dat een van de overvallers een meisje is. Daardoor heeft Michel de gelegenheid haar met zijn pistool op de hand te slaan. Met een schreeuw laat ze het los. Het pistool van Edith H. valt op de grond. Michel raapt het op. Hij trekt Kelly overeind. Ze rennen naar de deur.
==
10.15 uur, Beethovenstraat, voor de deur van de bloemist
Lillian Z. loopt met het witte boeket terug naar de auto. Met haar vrije hand bliebt ze de auto open en legt de bloemen op de passagiersstoel. Als ze achter het stuur schuift, ziet ze twee jongens de straat oversteken. Het is meer rennen dan lopen en ze komen recht op haar af. Op hetzelfde moment dat ze het wapen ziet, voelt ze de portieren opengetrokken worden.
‘Rijden,’ zegt de jongen met het sikje naast haar. Hij zwaait met het pistool alsof het speelgoed is. ‘Rijden. Nu.’ Hij schreeuwt. Dan duwt hij het pistool in haar zij.
Met steenkoude vingers start ze de auto.
==
10.16 uur, Juwelier Wolf
Edith H. drukt op de alarmknop. Dan loopt ze om de toonbank heen om haar spierwit weggetrokken klant op een stoel te helpen.
==
10.17 uur, bureau Van Leijenberghlaan
Koffiepauze. Cas van den Heuvel loopt snel naar buiten om een sigaret aan te steken. Ondanks de gure wind loopt hij een stukje in de richting van het viaduct over de ringweg en daarna weer terug. Hij inhaleert diep, hij moet het maximum aan nicotine zien op te slaan. De koude lucht die hij mee naar binnen zuigt, snijdt in zijn keel.
==
10.18 uur, Beethovenstraat, kruispunt Stadionweg
Ziet dan niemand wat hier gebeurt? Wanhopig werpt Lillian een blik in de achteruitkijkspiegel. Het enige wat ze ziet is haar prachtige witte boeket op de stoeprand.
‘Je mag alles hebben,’ zegt ze. Ze wijst op haar tas die op de vloer aan zijn voeten staat.
‘Sneller,’ zegt Michel. ‘Naar de ring, de stad uit.’
Hij duwt Kelly zijn wapen in handen. ‘Hou haar onder schot.’ Hij grijpt de tas, propt portemonnee en autopapieren in de ah-tas.
Kelly leunt naar voren. Ze probeert te focussen op het geblondeerde achterhoofd van de bestuurster.
Lillian kan het niet geloven. Zo zit ze in de auto met een verjaardagstaart en een feestboeket, en zo rijdt ze met twee pubervandalen naar een onbekende bestemming. Ze zint op een uitweg. Ze laat zich toch zeker niet willoos ontvoeren door een paar kutjochies? Was hier niet ergens een politiebureau? Ze rijdt rechtdoor de Van Leijenberghlaan op.
Als ze onder het viaduct van de ringweg doorrijden, kijkt het sikje wild om zich heen en schreeuwt. ‘De ring op, zei ik toch? De ring op. Don’t you fuck with me bitch.’ Het klinkt als een zin uit een slechte tv-serie.
‘Je kunt hier niet de weg op.’
‘Stoppen dan. Nu.’
Ze trapt op de rem. Haar ademhaling versnelt, de adrenaline zorgt voor extra zuurstof.
‘Genoeg gebabbeld,’ zegt het sikje. Hij graait in de ah-zak en haalt nog een wapen tevoorschijn. Dat zet hij tegen haar hoofd. Hij haalt de trekker over. En nog een keer. Er gebeurt niets. Lillian kijkt opzij. De jongen zit nog steeds met de ah-tas op schoot. Met de capuchon die hij nog steeds op heeft, ziet hij eruit als een kind. Een kind met een speelgoedpistooltje. Hij schreeuwt iets tegen zijn maat achterin die nu met gesloten ogen tegen de achterbank hangt. Dan stapt hij uit. Kijkt gejaagd om zich heen. Hij lijkt te aarzelen.
Lillian grijpt haar kans. Zo is het wel genoeg geweest. Binnen een paar seconden staat ze naast de auto en trekt het achterportier open.
‘En jij ook. Eruit, godverdomme. Eruit! En niet op die doos leunen!’
Het gaat Lillian niet snel genoeg. Ze grijpt zijn arm. Geeft er een ruk aan.
==
Kelly schreeuwt als ze de trekker overhaalt. Van pijn, niet van triomf, maar dat maakt voor Lillian niet uit. Die ziet alleen een helse lichtflits. De oorverdovende knal hoort ze al niet meer als haar lichaam naast de auto op het asfalt valt.
==
Later kon niemand vertellen of het meisje door iemand was binnengebracht of dat ze zelf op de bank bij de eerste hulp van het VU Medisch Centrum was gaan zitten. Tegen de tijd dat ze aan de beurt was, was ze bewusteloos en dus niet meer aanspreekbaar.
==
Een week later, 16.09 uur, Bureau Van Leijenberghlaan, Buitenveldert
Cas staat voor het open raam en rookt een sigaret. Hij draagt zijn nette pak. Met een stropdas. Die doet hij los. Hij bewaart het ding in een lade voor bijzondere gelegenheden. Zoals vanmorgen de begrafenis van Lillian Z. De jonge moeder die het slachtoffer werd van een roofoverval. Er waren veel mensen geweest. Veel mannen in dure pakken, vrouwen met zonnebrillen, al was het een zonloze dag in februari. Haar kinderen, twee timide meisjes, hadden een krans met witte bloemen op het podium van het crematorium gelegd. Het bloemstuk was zo groot dat het de kist bijna aan het oog onttrokken had.
Lillian Z. was dwars door het hart geschoten. Nota bene vlak bij het bureau. Als hij die communicatietraining niet had gehad, had hij er misschien wat meer van meegekregen. Nu moest hij het doen met de informatie van de collega’s. Maar er was genoeg. Kwestie van afronden.
Wat hebben ze? Twee overvallers, begin twintig, een jongen en een meisje, verklaarde Edith H., eigenaresse van juwelierswinkel Wolf. Ze kon een goede beschrijving geven. Daar hadden ze meer aan gehad dan aan de bewakingsbeelden die alleen zwarte capuchons lieten zien. En een snikkende figuur op de grond, met een dure kameelkleurige jas als een prop rond haar heupen.
Het wapen was verderop in het groen langs de weg gevonden. Met vingerafdrukken. De auto stond uitgebrand op een verlaten bouwplaats in de buurt van Breda. Bij de spoedeisende hulp was die ochtend een bewusteloze vrouw aangetroffen. Een jonge vrouw die voldeed aan de beschrijving van Edith H. Ze had nog niet verhoord kunnen worden, omdat ze in coma lag. De artsen hielden haar in slaap tot nader order. Een of andere infectieziekte.
Hij drukt zijn sigaret uit en gooit de peuk naar buiten. Hij ging maar weer eens met het ziekenhuis bellen. Vragen hoe het ervoor stond.
==
Diezelfde tijd, juwelierszaak Wolf, Beethovenstraat
Twee dagen na de overval was Edith H. weer aan het werk gegaan. Dat leek haar het beste. Als je van je paard viel, moest je er ook gelijk weer op. Er kwamen weinig klanten. Misschien ook omdat ze de deur soms niet open durfde te doen. Als er meer dan één persoon stond bijvoorbeeld. Of bij een man met iets op zijn hoofd. Iemand die zijn hand in zijn zak had. Eén keer had ze op het alarm gedrukt omdat iemand iets te lang omhoogkeek naar de camera’s.
Ze sliep slecht, was vergeetachtig, kon zich niet goed concentreren. De doodgeschoten vrouw had ze niet gezien. Toch zag ze aldoor beelden voor zich van kogelgaten, een half weggeschoten schedel, grote plassen bloed. Allemaal veroorzaakt door háár pistool. De huisarts had haar aangeraden er even tussenuit te gaan, maar ze was het liefst in een vertrouwde omgeving. Ze kreeg slaappillen voorgeschreven.
In de pantry van de winkel staat een fles wodka en een pak cranberrysap. Maar tot een uur of drie probeert ze het bij thee en water te houden.
==
16.10 uur, Bureau Van Leijenberghlaan, Buitenveldert
‘Nou moet u eens goed luisteren. Ik bel nu al voor de zoveelste keer. We hebben het hier wel over een uiterst gewelddadige overval en moord op een totaal onschuldige burger. Dit veroorzaakt veel onrust in de maatschappij. Op dit moment ligt het hele onderzoek stil, alleen maar omdat ik geen vingerafdrukken kan maken. Daarvoor hoeft de patiënt niet eens iets te doen, dat kan bij wijze van spreken slapend. Dus ik kom er nu aan.’ Cas van den Heuvel wacht het antwoord niet af en legt de telefoon neer. Het is wel goed. Dokters denken dat ze de belangrijkste mensen op aarde zijn. Hij loopt naar de opslagruimte aan het eind van de gang en pakt een dactyloscopisch koffertje. Tien vingers en de rechterhandpalm. Dat kan zelfs bij een dooie. Als je maar goed bent in ‘rollen’ en dat is hij.
==
16.25 uur, VU Medisch Centrum, Buitenveldert
‘Het spijt me, mevrouw is net geopereerd.’
‘Geopereerd? Waarom weet ik daar niets van? Er werd steeds gezegd dat ze in coma lag.’
‘Dat klopt. Een kunstmatige coma. Omdat de pijn bij zoiets ondraaglijk is. Daarom is de arm ook geamputeerd.’
Cas van den Heuvel staart naar het hoofd van de afdeling Heelkunde.
‘Geamputeerd?’
‘De bacterie was niet te stoppen. Mevrouw heeft te lang gewacht met het zoeken naar medische hulp. Er was geen andere mogelijkheid.’
Rechercheur Van den Heuvel krijgt het ineens warm. ‘U bedoelt dat haar arm eraf is gehaald omdat ze een infectie had?’
‘Nee, een vleesetende bacterie. Het is altijd een moeilijke beslissing. Zeker als het om zo’n jong meisje gaat. Maar het handelt hier om een heel agressieve vorm.’
==
Diezelfde tijd, afdeling Heelkunde, kamer 416
Ze hadden haar verteld dat haar arm eraf was gehaald. Dat hij niet meer te redden was geweest. Vanwege die tattoo. Dat ze anders dood was gegaan. Kelly gelooft het niet. Ze beweegt haar vingers. Ze weet zeker dat ze ze alle tien kan voelen. Alleen die aan haar rechterhand kan ze nu niet zien. Op de plek waar haar hand zou moeten liggen, spant maagdelijk wit het laken.
==
Diezelfde tijd, terug op de gang
‘Brengt u mij dan de losse arm maar. Als u een klein tafeltje heeft, doe ik eerst de geamputeerde hand. Dan kan ik daarna de linkerhand aan het bed doen. Plus de handpalm.’
‘Operatieafval wordt weggegooid en verbrand. Daar gelden strikte regels voor. Maar de linkerhand van patiënte kunt u wat mij betreft over een paar dagen doen. Het spijt me, ik moet nu verder.’
Rechercheur Cas van den Heuvel kijkt de witte jas na. Tast naar zijn pakje sigaretten. Het heeft weinig zin om uit te leggen dat hij alle tien de vingerafdrukken nodig heeft om een match op het wapen te vinden. Dus wat blijft er over? Een voortvluchtig sikje, dat allang afgeschoren zal zijn, en een dom gansje dat God al gestraft heeft. Wie van de twee geschoten heeft, zal hij nu nooit weten.
==
Een paar dagen later, afdeling Heelkunde, kamer 416
‘Post!’ lacht verpleegkundige Joost tegen het meisje dat in een stoel voor het raam zit. Hij legt een roze envelop op het tafeltje. Kelly veegt met haar linkerhand de envelop naar zich toe, maakt aanstalten om hem met haar tanden open te scheuren.
‘Wacht maar tot je straks je kunstarm hebt, dan leer je dat ook weer. Zal ik het doen?’
Joost legt de kaart voor haar neer. ‘Ah, poezen, dat is echte liefde,’ zegt hij plagend en hij laat haar alleen.
Witje wacht op je, leest Kelly.
==
Tupla Mourits is de auteursnaam van het schrijversduo Atie Vogelenzang en Wendela de Vos. Sinds 2005 publiceerden zij vier literaire thrillers bij de Arbeiderspers. De boeken van Tupla Mourits staan bekend om hun beeldende ‘dicht op de huid’ schrijfstijl, originele karakters en psychologische ontwikkeling. Volgens lezers, echte pageturners. Achtereenvolgens verschenen Vrouwelijk naakt (2005), Een kwestie van tijd (2007), Speeddate (2008) en Meer dood dan levend (2010). Vrouwelijk naakt won de Schaduwprijs voor het beste thrillerdebuut. Naast hun gezamenlijke werk schrijft Atie Vogelenzang korte literaire verhalen, gepubliceerd in onder meer Hollands Maandblad en Tweede Ronde. Wendela de Vos schrijft teksten voor (muziek)theater en poëzie, waarmee zij ook optreedt.
www.tuplamourits.nl
twitter: @tuplamourits
Martine Kamphuis – Vakantie
Zodra ik de camping uitrij, voel ik me een ander mens. Ik laat het allemaal achter: de tent met de rotzooi die zich eromheen lijkt te moeten verzamelen, de drenzende kinderen, de net iets te gezellige buren. En Sarah, die ondanks de chaos denkt dat ze het prima voor elkaar heeft, die het gevoel heeft dat ze een perfect vrouwenbladleven leidt. Waar ik feilloos in pas, vooral dankzij de verbeteringen die zij in de loop van de jaren heeft weten te bewerkstelligen. Ik ruil de zoete pseudo-idylle in voor een ruige, mannelijke wereld, waarin ik alles naar mijn hand kan zetten.
Na ongeveer twee kilometer sla ik rechts af een zijweggetje in, waar ik na een paar honderd meter de auto in de berm parkeer. Er is niemand in de buurt. Ik stap uit en graai onder de bestuurdersstoel. Het T-shirt dat ik aanheb verwissel ik voor een onopvallend effen exemplaar. Dan haal ik mijn speciale oorbel tevoorschijn: een zilveren doodshoofd met rode flonkerende steentjes in de oogkassen. Ten slotte pak ik de andere spullen die ik vanavond nodig zal hebben: het mes en de hoesjes voor de nummerborden. Die heb ik zelf gemaakt, twee jaar terug, toen Sarah met de kinderen een weekend bij haar ouders was. Het was een ingewikkelde klus, maar het resultaat is goed: ze passen perfect en van een afstand zijn ze heel overtuigend.
Als ze op hun plaats zitten, stap ik in de auto. Omdat het landweggetje waar ik in ben gereden doodloopt, moet ik keren. Dat kost moeite, ik moet wel vier keer heen en weer voordat ik gedraaid ben en het rondrijden kan beginnen. Het geeft niet, het gevoel van vrijheid is er al vanaf het moment dat ik van de camping wegreed. Ik heb geen route in mijn hoofd. Ik kijk om me heen en probeer in te schatten waar mijn beste kansen liggen. We zijn hier nu al een week, dus ik ken de omgeving een beetje. Ik weet zo ongeveer waar het stil zal zijn.
Dit is altijd spannend, het cruisen vooraf, als ik weet dat er ieder moment iets kan gebeuren. Hoewel het nog niet zeker is dat het ook gebeuren zal, voel ik me er altijd goed bij. Meer dan goed, ik voel me machtig, want ik ben de enige die weet dat deze verstilde weilanden misschien het decor zullen worden van heel bijzondere gebeurtenissen. Ik geniet daarvan, hoewel ik het soms ook jammer vind dat niemand anders het weet. Daardoor kan ik er nooit over praten. Ik kan de gestroomlijnde strategie die ik inmiddels heb, met niemand bespreken, terwijl ik dat toch best graag zou willen.
==
Het is spijtig, maar je kunt nu eenmaal niet alles hebben. Het is bijvoorbeeld ook ontzettend balen dat het per vakantie maar één keer kan. Dat zou ik ook graag anders willen, maar dat gaat echt niet. Het zou stom zijn om in een korte tijd in eenzelfde gebied meermalen toe te slaan. Daarmee vestig ik vroeg of laat de aandacht op mezelf. Het zou zelfs Sarah op kunnen gaan vallen, terwijl die toch echt niet bijster scherp is. Nee, het kan maar één keer, anders verspeel ik alles wat ik in de afgelopen jaren heb opgebouwd.
Daar is ze…
Dit is ook een mooi moment, als ik haar zie en weet dat zij het zal zijn. Dit keer is het overduidelijk, want alles klopt: er is niemand in de buurt, de berm is breed genoeg om de auto te parkeren, er zijn struiken vlakbij.
Terwijl ik vaart minder, kijk ik naar haar billen, die heen en weer deinen op het zadel. Iets hoger wapperen lange blonde haren rondom een felrood rugzakje. Ze hoort de auto en kijkt om. Doordat de zon laag staat, kan ik haar gezicht niet goed zien, maar dat geeft niet, de blik in haar ogen kan ik me ook zo wel voorstellen.
Als ik haar ingehaald heb, gooi ik mijn stuur abrupt om, zodat de auto pal voor haar voorwiel de berm in draait. Dat werkt het beste, het geeft een schrikeffect, wat verlammend werkt. Vaak vallen ze als ik ze op deze manier de weg afsnijdt, een handig bijeffect. Deze valt niet, ze staat stokstijf stil, het stuur van de fiets in haar handen. Ik stap uit, kijk haar aan en zie haar angst. Daar geniet ik misschien nog wel het meest van, ik koester het moment dat ik in die doodsbange ogen kan kijken.
Eén tel blijft ze nog staan, dan smijt ze de fiets op de grond en holt naar de struiken. Ook dit is een mooi moment, als ik haar nog niet heb, maar er wel zeker van ben dat ik haar zal krijgen. In dit stadium is er nog nooit eentje weggekomen. Ik weet dat ik haar zal inhalen en overmeesteren, ik kan hard rennen en ik ben beresterk.
Omdat ik toch wel weet dat ik haar krijgen zal, rek ik het soms een beetje. De jacht is op zich al leuk, het is lekker als die even duurt. Terwijl ik haar volg, weet ik dat ze doodsbang is, dat het zweet haar aan alle kanten uitbreekt. Ik weet precies hoe ze ruikt, hoe ze smaakt. Het windt me op zoals niets anders me kan opwinden. Een beter voorspel bestaat er niet.
Net voor ze tussen de struiken verdwijnt, kijkt ze om. Het is gek, maar even lijkt het alsof ze glimlacht. Heel even maar, dan is haar gezicht weer een masker van afschuw en angst. Ze rent zo hard als ze kan verder. En ik volg.
§
Het is heel prettig dat Gerben er ’s avonds alleen opuit gaat. Een paar jaar geleden is hij daarmee begonnen, nadat ik hem een tijdlang erg heb gestimuleerd om iets voor zichzelf te gaan doen. Het doet hem duidelijk goed, al stelt het eigenlijk niet zoveel voor. Hij rijdt gewoon wat rond, met de ramen open en zijn lievelingsmuziek aan. Zo kan hij zich in ieder geval een beetje ontspannen.
Gerben klaagt nooit, maar ik weet dat hij er doorheen zit. Hij werkt veel te hard en toch heeft zijn baas altijd kritiek op hem. Eigenlijk precies wat hij van zijn ouders gewend was, voor hen kon hij ook geen goed doen. Het is een geluk dat hij niet ook nog eens een vrouw heeft getroffen die hem de hele dag afkat, dan zou er niets van hem overblijven.
De kinderen zijn natuurlijk schatten, maar hij weet niet hoe hij zich samen met hen moet vermaken. Dat is voor een man toch lastiger. Natuurlijk is het goed dat hij tijdens de vakantie qualitytime met ze doorbrengt, maar echte ontspanning is het niet. Neem vanmiddag: we gingen met zijn viertjes fietsen, hier in de buurt, door het vlakke boerenland achter de duinen. We reden over lieflijke, stille weggetjes en de kinderen kwebbelden heerlijk over wat ze zagen: koeien, een tractor, grote klompen Zeeuwse klei in een omgeploegd stuk land. Ik genoot, maar Gerben niet. Hij probeerde dat niet te laten merken, maar ik zie het toch wel. Het kinderritme irriteert hem, ik merk het aan alles. Tijdens de fietstocht was hij ook weer zo onrustig, hij keek voortdurend om zich heen, alsof hij liever ergens anders zou willen zijn en zocht naar een goed excuus om te ontsnappen. Hij fietste ook net iets te hard, waardoor hij voor ons uit reed en vervolgens moest wachten tot wij hem eindelijk inhaalden. Nee, die gezinsuitjes dragen voor hem niet bij aan de ontspanning, al doet hij er trouw aan mee. Pas tijdens zijn avondritje komt hij echt tot rust.
Het is goed dat hij een vrouw heeft die dat zonder veel woorden begrijpt en die het hem gunt. Dat hij zich toestaat deze tijd voor zichzelf te nemen, zie ik als een persoonlijke overwinning. Aan het begin van ons huwelijk heb ik me voorgenomen dat ik Gerbens zelfvertrouwen zou opbouwen, en dat is me gelukt, al was het niet eenvoudig. Het is een schat, hoor, maar een echte man. Zó onbeholpen, zó onhandig. Het valt niet mee om positief en opbouwend te zijn als iemand de ene na de andere bok schiet.
Toch hou ik vol – ik weet waar ik het voor doe.
Eigenlijk zijn het net grote kinderen, mannen, al zal je me dat nooit hardop horen zeggen. Ze moeten op het juiste moment gestimuleerd worden, een duwtje in de rug, een aai over de bol. Als je dat op een subtiele manier doet, zijn ze als was in je handen. Dan kunnen ze verder komen dan je ooit voor mogelijk had gehouden.
==
Dit is trouwens een fijne camping: de buren zijn gezellig en de wasgelegenheid wordt goed schoongehouden. Het land is mooi ook, Noord-Beveland bevalt me beter dan de Achterhoek, waar we vorig jaar zaten. Gerben wil om de een of andere reden ieder jaar naar een andere plek, naar een andere streek. Voor mij hoeft dat niet zo, maar omdat ik het positief vind dat hij een duidelijke eigen wens uitspreekt, ben ik er tot nu toe in meegegaan. Misschien moet ik volgend jaar toch maar eens wat minder flexibel zijn, hier kom ik graag nog eens terug.
Gerben blijft wel lang weg dit keer. Meestal is hij met een uurtje of anderhalf terug. Soms neemt hij bloemen mee, die ziet hij dan in de berm staan en dan stapt hij uit om ze voor me te plukken. Dat is zó ontroerend, al lijken de boeketten natuurlijk nergens op. Maar het komt uit een goed hart en het is een bron van niet aflatende jaloezie voor mijn vriendinnen. Die maken dat met hun mannen echt niet mee!
Het wil iets zeggen, dat Gerben na tien jaar huwelijk nog uit zichzelf aan bloemen denkt. Het maakt me trots en blij. Vorig jaar bracht hij een keer een reusachtig veldboeket mee, armen vol met bloemen. Tijdens het plukken was hij in een koeienvlaai gestapt, dus toen hij terugkwam verdween hij meteen naar de douches. Die avond was hij trouwens ook vrij laat, bedenk ik nu. Wie weet is dat het nu ook weer, misschien staat hij op dit moment in een of ander weiland bloemen te plukken. Ik zal vast iets pakken om ze strakjes als hij thuiskomt in te zetten. Dan haal ik ook meteen wijn en twee glazen, zodat we lekker samen wat kunnen drinken.
Als ik opsta om naar de voortent te lopen, zie ik pas hoe mooi de lucht vanavond is. De ondergaande zon doet haar werk, roze en oranje wolken hangen laag boven de horizon. Ik wou dat ik kon schilderen, dan zou ik deze lucht proberen vast te leggen.
Misschien moet ik eens een schildercursus gaan doen. Dat is vast leuk en het is naar Gerben toe een goed signaal, dat ook ik de moeite neem om mezelf te ontwikkelen en dingen bij te leren.
§
Dit is genieten, dit fietsen ’s avonds, over de verlaten landweggetjes. Cruisen, zo noem ik het, op zoek naar vers vlees.
Mijn therapeute moest eens weten. Zou ze trots op me zijn als ze wist dat ik hier in mijn eentje reed? Zou ze het zien als teken dat ik me niet meer door angst laat leiden? Of zou ze juist denken dat ik onbewust het gevaar opzoek, dat ik op een ongezonde manier mijn angst negeer omdat ik het allemaal nog niet verwerkt heb?
Acht jaar geleden ben ik verkracht. Ik was negentien en woonde net op kamers. Een maand eerder was ik begonnen met mijn studie. Op een avond reed ik over een fietspad achter een benzinestation en daar gebeurde het. Hij kwam tevoorschijn uit de bosjes en sleurde me van mijn fiets. Voor ik het wist lag ik op de grond. De tien minuten die volgden hebben mijn leven veranderd.
Ervoor was ik te dik, wel een kilo of twintig. Ik worstelde al jaren met mijn gewicht. Gek genoeg ging wat me eerder alsmaar niet lukte, na het gebeuren vanzelf. Ik viel af terwijl veel vrouwen na zo’n ervaring juist aankomen. Onbewust willen die vrouwen zichzelf zo onaantrekkelijk mogelijk maken, om zo te voorkomen dat er nog eens iemand op het idee komt om hen te pakken. Die fout maakte ik niet. Ik begreep eigenlijk meteen dat aantrekkelijkheid met het hele voorval weinig te maken had.
De week erna ben ik gezond gaan eten. En gaan trainen, eindeloos trainen: hardlopen, fitness, kickboxen. De dame van slachtofferhulp, die mij begeleidde, maakte zich daar zorgen over, die was bang dat ik doorschoot. Toen ze bleef zeuren, heb ik me uiteindelijk naar een therapeute laten sturen. Pas toen ik er de eerste keer zat, realiseerde ik me hoe dat van pas zou kunnen komen, al had ik er niets te zoeken.
Ze is heel aardig, mijn therapeute. Ik kom graag bij haar, al kan ik over datgene wat me écht bezighoudt niet praten. Dat vind ik weleens jammer. Dit moment bijvoorbeeld, de heerlijke spanning van het rondrijden vooraf, daar zou ik haar graag over willen vertellen. Het is zo’n machtig gevoel, alsof niets of niemand me ooit nog zal kunnen deren. En het is een gevoel dat ik zelf veroorzaak. Ik richt mijn leven zo in dat dit er kan zijn. Dat is precies waar zij het altijd over heeft, dat is wat ze voor me wil, maar ik kan haar niet vertellen hoe goed het me lukt.
Dus ben ik niet mezelf als ik bij haar ben. Bij haar, maar ook elders draait alles om de zorgvuldig opgebouwde fabel dat het slecht met me gaat. Het is hard werken om dat beeld in stand te houden. Ik moet letten op mijn houding, mijn stem, mijn oogopslag. En kleding: ik draag altijd slobbertruien, zodat mijn gespierde armen niet te zien zijn.
Mijn therapeute denkt dat ik, zoals veel slachtoffers van seksueel geweld, een eetstoornis heb en daarom probeer mijn lichaam in die grote truien te verbergen. Ik praat me suf over angsten, nachtmerries, zelfmoordgedachten. Het is alle moeite waard. Na twee jaar leverde het me een uitkering op. Daardoor heb ik alle tijd om me te richten op mijn doel.
Er komt een auto aan, achter me.
Zou dat hem zijn?
==
Hoewel de weg breed genoeg is om me gemakkelijk te passeren, mindert hij vaart. Ik kijk om en zie dat de bestuurder een man is. Hij is alleen en hij kijkt naar me.
Dit is altijd een prachtig moment, als ik weet dat ik beet heb. De omstandigheden zijn perfect: geen mens te zien, een brede berm, struiken in de buurt. Om te voorkomen dat ik straks val, rem ik vast wat af. Op het moment dat de auto met een scherpe bocht vlak voor mijn fiets de berm in draait, ben ik al afgestapt. Terwijl hij uitstapt, blijf ik nog even staan, het stuur in mijn handen. Het kost moeite om de gevoelens van triomf die in me opwellen, niet te laten zien. Angst, dat is wat ze willen, ik weet wat ze beweegt. Wat ik ook weet, is dat het zelden bij één keer blijft. Voor zover ik ooit twijfel aan datgene wat ik doe, is dat wat steeds weer de doorslag geeft. Ik doe het niet voor mezelf. Ik doe het voor alle vrouwen en meisjes die na mij gekomen zouden zijn. En ik wreek diegenen die mij voorgingen.
De man stapt uit en loopt om de auto heen. Ik gooi de fiets op de grond en ren naar de struiken. Ook dit is een mooi moment. Hij voelt zich oppermachtig nu. Hij denkt dat hij alles naar zijn hand zal kunnen zetten. De sukkel heeft werkelijk geen idee wat hem te wachten staat.
Als ik de struiken bereikt heb, kijk ik om en zie hem achter me aan komen. Het is er een met een buikje, dat tijdens het rennen op en neer deint. Het is bijna aandoenlijk, deze loser die denkt gevaarlijk te zijn.
Eenmaal in de struiken vind ik snel een plekje waar ik me kan verstoppen. Ik duik in elkaar en gooi mijn rode rugzakje een stuk voor me uit. De man gaat op het geluid af, waardoor hij vlak langs me heen loopt. Geluidloos veer ik weer op, als een tijger klaar om haar prooi te bespringen. Hij bukt om een laaghangende tak te ontwijken. Ik gooi het koord over zijn hoofd. Wanneer het ter hoogte van zijn nek is, kruis ik mijn armen en geef ik een krachtige ruk naar beneden. Tegelijkertijd schop ik zijn benen onder hem vandaan.
Hij valt achterover. Zijn hoofd glijdt volgens plan precies tussen mijn handen door. Een mes, dat hij in zijn rechterhand had, vliegt weg en landt een stukje verderop, buiten zijn bereik. Zodra hij met een doffe dreun op de grond is geland, kruis ik mijn armen weer terug, voor zijn gezicht langs. Dan trek ik het koord, dat nu twee keer om zijn hals zit, nog wat strakker aan en kniel ondertussen neer, mijn hoofd naar het zijne toebuigend.
De man kijkt precies zoals zijn slachtoffers gekeken zullen hebben: de ogen opengesperd, pupillen wijd, haren overeind. Hij doet niets, hij probeert zich niet te verzetten, hij is verlamd, hij kijkt alleen maar, hij kijkt naar me alsof ik de duivel zelf ben.
In zijn ene oor draagt hij een foute oorbel, een doodshoofd met rode glazen ogen. Ik heb de neiging het ding in mijn hand te nemen, een gebaar te maken alsof ik het los wil rukken, maar ik hou me in. Het is nooit verstandig om onnodige risico’s te nemen, ook al raak ik nog zo geoefend. Bovendien, hij weet toch wel dat ik de baas ben, dat hoef ik niet meer met loze acties te onderstrepen.
Ik laat mijn ogen langzaam over zijn lichaam glijden, over het buikje, over zijn roodverbrande armen, zijn trouwring.
‘Weet je wat er gaat gebeuren?’ fluister ik.
De held komt in beweging. Hij brengt zijn handen naar zijn nek en probeert paniekerig zijn vingers onder het koord te krijgen. Als dat niet lukt, begint hij te trillen.
‘Alstublieft…’ kermt hij, terwijl er tranen opwellen in zijn ogen, ‘alstublieft… ik heb kinderen…’
Dit gesprek heb ik in allerlei varianten vaak gevoerd, maar het blijft leuk.
‘O, kinderen! Die gaan voor alles, natuurlijk! Stel je voor dat ik kinderen schade zou berokkenen, dat wil ik niet. Even denken… wat is erger, een serieverkrachter als vader, of géén vader?’
Hij kijkt me aan alsof ik over bovennatuurlijke gaven beschik. Wat op dat moment, op die plek, misschien niet eens zo’n gekke gedachte is.
‘Hoe weet u…’
‘Dat doet er niet toe,’ zeg ik, tevreden dat hij datgene bevestigt wat ik eigenlijk al wist. Terwijl zijn hoofd roodpaars verkleurt en zijn ogen beginnen uit te puilen, prevel ik: ‘Maak je geen zorgen, ik regel het zo dat je kinderen zullen horen dat je een toevallig slachtoffer van een roofmoord bent geworden. Zij hoeven niet meer te lijden dan strikt noodzakelijk is. Toch?’
Er komt geen antwoord meer. Al zou hij kunnen, hij zou het niet geven, uiteindelijk gaat het hen alleen om zichzelf.
Nadat ik voor de zekerheid zijn pols gevoeld heb, doorzoek ik zijn broekzakken. Er komt een condoom tevoorschijn. Dat neem ik mee, net als zijn portefeuille en het mes. Even overweeg ik ook de oorbel te pakken – ik bewaar steeds een klein aandenken en dat doodshoofd is leuker dan het zoveelste mes, of de portemonnee. Toch doe ik het uiteindelijk niet. Het verdwijnen van een waardeloos prul past niet bij datgene wat ik voor de nabestaanden wil ensceneren.
Terug bij de fiets stop ik het rugzakje onder de snelbinders en stap op. Net voordat ik wegrijd zie ik het: een perfect aandenken. Er zit iets om de nummerplaten. Niet te geloven, hij heeft twee knullige hoesjes gemaakt, met een vals kenteken erop. Wat een huisvlijt.
Het is een geluk dat mijn oog erop valt, want die dingetjes zijn niet alleen een grappig souvenir, ook voor het roofmoordscenario is het essentieel dat ze verdwijnen.
Op weg terug naar mijn hotel voel ik me helemaal gelukkig. Dat is steeds zo, naast de adrenalinekick van de daad zelf, is dit waar ik het voor doe. Ik geniet dan van het uitzicht over de weilanden, van de geluiden van de zomeravond, van roze en oranje wolkenflarden die dromerig boven de horizon drijven. Ik geniet van wat ik zie en meer nog geniet ik van de wetenschap dat ik deze mooie wereld opnieuw een heel klein beetje beter heb weten te maken.
==
Martine Kamphuis (1963) droomde er als kind al van om schrijfster te worden. Jarenlang wachtte ze op het moment dat de grote inspiratie zou komen. Toen die uitbleef, is ze in 2000 maar gewoon begonnen met schrijven. Nadat ze met een aantal korte verhalen in binnen- en buitenland prijzen won, begon ze aan de eerste psychologische thriller Vrij, waarmee ze in 2006 debuteerde bij de Arbeiderspers. Hierna volgden Ex (2007), Kift (2008) en Ziek (2009). Het is geen toeval dat Martine psychologische thrillers schrijft – ze werkt in de psychiatrie, waarbij ze zich gespecialiseerd heeft in de behandeling van mensen met gedragsstoornissen. De manier waarop mensen de verantwoordelijkheid voor hun eigen daden buiten zichzelf kunnen leggen, fascineert haar. De mechanismen die dat mogelijk maken en de gevolgen die een dergelijke houding kan hebben, verwerkt zij in haar boeken.
Naast thrillers voor volwassenen schrijft Martine spannende verhalen voor kinderen. Haar zoons leveren daar titels voor aan en lezen tijdens het schrijfproces over haar schouders mee. Met twee door haar zoons verzonnen titels, Roken is dodelijk en Niet geschoten is altijd mis, won Martine in 2007 en 2009 de John Flandersprijs.
==
Heleen van der Kemp – Oud zeer
Julietta stond in haar nieuwe rode jurk op het perron te wachten op de trein. Ze wipte ongedurig van haar ene voet op de andere. De bandjes van haar eveneens nieuwe schoenen sneden een beetje. Wie mooi wil zijn moet pijn lijden, dacht ze, terwijl ze steunde tegen het wachthokje. Rare uitspraak eigenlijk. Is mooi zijn een misdaad waar een lijfstraf op staat? Dan had ze vandaag een groot probleem, stelde Julietta vast, en ze glimlachte. Haar portemonnee had wel pijn moeten lijden, misschien bedoelden ze dat wel met die uitspraak. Ze had de hele middag bij de kapper gezeten en net voor de winkels dichtgingen had ze nog dit geweldige jurkje gescoord. Veel te veel geld voor veel te weinig stof. Ze liet het zachte materiaal door haar vingers glijden en genoot van de warme wind die vrij spel had om haar blote schouders.
Het kwik was de afgelopen dagen opgelopen tot boven de dertig graden en de tegels van het perron leken te trillen in de hete lucht. Nederland had zijn eerste officiële hittegolf van het jaar. Julietta had mazzel gehad, ze was net deze week vrij. Het kon haar niet warm genoeg zijn. Wanneer haar vriendinnen de schaduw opzochten, vond zij het pas echt aangenaam worden. Dat kwam vast door haar Italiaanse bloed, dacht ze weleens. In ieder geval had ze er volop van kunnen genieten, van deze tropische week.
Dit genieten had zich vooral in de horizontale stand afgespeeld, in bikini op een luchtbed bij haar ouders in de tuin. Ze was doodmoe geweest aan het begin van de week en helaas was ze nog steeds niet helemaal uitgerust. Toch had de rust haar zichtbaar goed gedaan. De lange lome dagen met tijdschriften, ijskoude cola light en zonnebrand waren als een medicijn voor haar overwerkte lichaam. Ze ruilde haar bleke kleur in no time in voor een bruine en het goede eten van haar moeder zorgde ervoor dat haar ingevallen gezicht wat voller werd. Zelfs haar lange donkere krullen straalden weer.
Een paar maanden geleden begon ze aan haar eerste echte baan bij een advocatenkantoor in Arnhem. Met haar vierentwintig jaar was ze de jongste juriste. Ze was superblij met deze kans, maar ze vond het ook loodzwaar. Er werd veel van haar verwacht en ze liep behoorlijk op haar tenen. Ze kon nauwelijks meer ontspannen en de laatste tijd had ze het gevoel dat ze de criminelen uit de rechtszaal zelfs mee naar huis nam. Ze voelde zich bekeken en onveilig.
De vrije dagen kwamen dan ook als geroepen. Ze had haar mantelpakjes naar de stomerij gebracht en haar kat en planten naar de buurvrouw. Haar appartement was zorgvuldig afgesloten. Even niets dan haar lieve ouders, het huis met haar oude kamer en de vrienden van haar middelbare school.
==
Het geluid in haar tas haalde haar terug uit haar gedachten naar de werkelijkheid van het perron. Julietta pakte haar mobiel. Ze opende het sms’je: Ben je al nieuwsgierig? Tot zo! XXR.
Julietta glimlachte. Rutger had haar de hele week al gek gemaakt met berichtjes over de bijzondere verrassing die hij voor haar had. Ze moest het maar afwachten en zich vrijdagavond om acht uur bij hem melden. Hij had haar laten raden tot ze er gek van werd.
Kaartjes voor Lady Gaga? Nee.
Dat nieuwe parfum van Gaultier? Nee.
Eten in dat hippe restaurant? Nee.
Ze had van alles geprobeerd, zelfs gedreigd met een celibataire periode van minstens zes weken, maar hij had niets losgelaten. Trek maar iets moois aan, was alles wat hij zei. En daar kon ze het mee doen.
Julietta hield niet zo van verrassingen. Liever wist ze precies waar ze aan toe was, dat had ze altijd al gehad. Je deed haar geen plezier met surpriseparty’s of onverwachte overnachtingen in chique hotels. Kende Rutger haar al goed genoeg om dat te weten? Dat ze veel liever met hem op de bank een film keek met een glaasje wijn erbij? Dat hij alles was wat zij nodig had en meer, dat ze de rest van haar leven met hem wilde delen? Ze had zich groot gehouden de afgelopen tijd, ze wilde niet dat hij zich zorgen om haar maakte. Maar zonder dat ze iets gezegd had, kookte hij voor haar. Gezonde dingen. En hij stuurde haar vroeg naar bed. Als zij sliep, reed hij terug naar Utrecht. Naar zijn eigen huis, zodat zij ongestoord kon slapen. ’s Ochtends vond ze een zak met verse broodjes en een fles versgeperste jus. En een briefje met bemoedigende woorden voor weer een loodzware werkdag.
Ze dacht aan de tedere blik in zijn ogen toen hij haar vorige week naar het station had gebracht.
‘Rust maar goed uit, Juul,’ had hij gezegd en hij had haar zacht gezoend. ‘Ik ga je vreselijk missen, maar laat je maar eens flink verwennen door je moeder.’
Ja, was het antwoord. Ja, hij kende haar écht. En dat maakte van haar het gelukkigste meisje op deze wereld.
==
In de loop van de week had ze de gedachte langzaam durven toelaten. Eerst klein, als een kriebel in haar buik, maar later groeiend, als een opbloeiende roos. Zou het zo zijn? Het idee alleen al liet haar wangen rood kleuren. Het verliefde gevoel dat zo standvastig in haar buik woonde, was zowel zalig als doodeng.
Samenwonen. Zou dat de verrassing zijn?
Glimlachend dacht ze terug aan hun eerste ontmoeting, nu een halfjaar geleden. Ze hadden in een kroeg in Utrecht afgesproken. In eerste instantie had ze niets gezien in de vrij kleine man in zijn nette pak. Hij kwam rechtstreeks van zijn werk bij een bank en had geen tijd gehad zich te verkleden. Met zijn bril en keurig geknipte haar leek hij in niets op de vriendjes die Julietta normaal gesproken had. Surferboys, DJ’s of kunstenaars met lang haar, perfecte lichamen en kleding die er nonchalant uitzag, maar waar lang op was gestudeerd. Ze had even overwogen om zich met een smoes uit de voeten te maken. Misschien kon ze Cecile nog wel bereiken om wat te gaan eten in de stad. Rutger vroeg haar wat ze wilde drinken en ze besloot om één drankje te doen, ze kon altijd nog weg. En tenslotte hadden ze avonden lang fantastisch met elkaar gechat. Ook al was hij haar type niet, ze kon zich niet voorstellen dat er in het echt helemaal geen klik was.
‘Doe maar een witte wijn,’ zei ze en ze schoof naast hem aan de bar. Haar been raakte kort het zijne.
‘Sorry…’ mompelde ze, ineens verlegen. Hij lachte en knipoogde kort. Hij had een waaier van lachrimpels bij zijn ogen die achter zijn brillenglazen lichtblauw bleken te zijn.
Diep in de nacht hadden ze gezoend alsof hun leven ervan afhing. Midden op een kruispunt, stuntelend met hun fietsen.
‘Hé, boek even een hotelkamer of zo,’ had iemand geroepen. Julietta, normaal zo gevoelig voor de mening van anderen, had haar middelvinger opgestoken en had Rutger weer naar zich toegetrokken voor nu echt de allerlaatste zoen. Hij belde haar terwijl ze nog op de fiets naar huis zat.
‘Ik vind je geweldig, Julietta,’ zei hij. ‘Wanneer zie ik je weer?’
De rest was geschiedenis en Rutger was haar toekomst. Dat wist ze net zo zeker als dat morgen de zon op zou komen.
En nu was het bijna zover. Eindelijk zou ze erachter komen wat Rutger voor haar in petto had. Ze stak haar handen voor zich uit. Haar nagels had ze in een dieprode kleur gelakt die mooi stond bij haar gebruinde huid. Ze was trots op haar handen, sterke handen met lange, slanke vingers. Vingers waaraan een verlovingsring prachtig zou staan.
‘Eerst maar eens samenwonen,’ fluisterde ze en ze beet op haar lip. Ze was inmiddels zo ver met haar dagdromerij dat een teleurstelling als een mokerslag zou aankomen.
==
Julietta stond met haar ogen dicht te dromen toen ze de eerste spetters voelde. Verschrikt keek ze op. Boven de weilanden waar zojuist alleen maar blauw te zien was boven vredig grazende koeien, bouwde zich nu een indrukwekkend wolkenmassief op. Het felle zomerlicht was als bij toverslag verdwenen en de glazen van haar zonnebril maakten het ineens nacht. Ze schoof licht verontrust de bril in haar haar. Ze had de buienradar nog bekeken voor ze wegging en het noodweer leek over het noorden weg te trekken. Mooi niet dus. Het hete zomerweer dreigde radicaal om te slaan en de temperatuur daalde per minuut.
Julietta voelde zich op slag ongemakkelijk in haar blote jurk. Ze trok haar jasje aan dat ze gelukkig voor de zekerheid had meegenomen. Het snijdende bandje om haar voet begon echt pijn te doen en haar zelfvertrouwen daalde net zo snel als de temperatuur. Een koude wind joeg Julietta’s benen vol kippenvel en liet haar rok felrood opwaaien tegen de donkere lucht. Ze schrok van een geluid achter zich, hard aanzwellend, vanuit het niets. Julietta draaide zich met een ruk om en zag een plastic tas als uit een katapult geschoten haar kant op vliegen. Ze sprong opzij, alsof de tas een zwerm woedende bijen was, en landde wankelend op haar hakken. Een felle pijn schoot door haar rechterenkel. Snel hervond ze haar evenwicht en trok haar rok met een ruk naar beneden. De tas danste langs, doelloos verder het perron af.
Ze keek schichtig om zich heen, niemand te zien. Julietta haalde een paar keer diep adem en voelde haar hart in haar keel bonken. De onverwachte windvlaag bracht haar niet alleen letterlijk uit balans. Ze voelde zich ineens onbehaaglijk, net alsof ze met haar rode jurk een doelwit was in het vizier van een scherpschutter. Ze dwong zichzelf rustig naar het wachthokje te lopen, terwijl ze liever zou sprinten, ver weg, het perron af, terug naar haar ouders.
Ze deed het niet, ging op het bankje zitten en wreef over haar pijnlijke enkel. Het metaal van het bankje drukte koud tegen de achterkant van haar benen. Julietta rilde en staarde in de verte alsof ze zo de trein kon dwingen aan de horizon op te doemen. Ze keek op haar horloge. Haar hand met de roodgelakte nagels trilde licht. Kwart over zeven, de trein kon nu ieder moment komen.
De wind ging net zo snel weer liggen als dat hij was komen aanzetten. Het werd muisstil op het tikken van de regen op het dak van het hokje na.
Fuck you, las Julietta op de glazen wand. Ze trok haar jasje dichter om zich heen en rilde. Ze liet haar blik dwalen over de weilanden zover als het invallende duister dat toeliet. Een paar koeien stonden dicht tegen elkaar aan de bui af te wachten. Bij de boerderij verderop gingen de lichten aan. Aan de rechterkant van het spoor begon het bos als een zwarte muur van schaduwen.
Plotseling leek een van de schaduwen zich los te maken. Julietta schrok van de onverwachte beweging die het zo-even nog rustige beeld veranderde. Wat was dat? Ze kneep haar ogen samen en deed een stap naar voren. Het smalle perron gaf haar niet veel bewegingsvrijheid. De schaduw bewoog en breidde zich uit, het open veld in. Bevrijd uit de donkere muur kreeg de schaduw vorm. Het was een mens, een man om precies te zijn. Een man die doodstil bleef staan, in het weiland, nog geen vijftig meter van Julietta verwijderd. Ze kon hem niet goed zien, alleen zijn contouren vertelden haar dat hij groot was en ongetwijfeld sterk.
Haar gevoel gaf haar ook een boodschap, een onheilspellende boodschap. Deze man, daar in het weiland, keek naar háár. Fixerend, peilend, als om in te schatten hoe hij haar het beste kon verslinden. Ze zoog haar adem scherp naar binnen en maakte zich klein tegen de wand van het hokje. Tegelijkertijd vervloekte ze zichzelf. Waarom was ze nou weer zo bang? Die man was vast gewoon een boer die naar zijn koeien kwam kijken, of een verdwaalde wandelaar. Ze reageerde alsof Jack the Ripper himself naar haar stond te staren. Misschien was ze echt overspannen, zoals haar moeder al dacht. In haar appartement had ze zich immers ook al zo onveilig gevoeld. Bekeken. Net als nu.
Ze liet haar adem los en dwong zichzelf haar schouders te ontspannen.
‘Rutger maar eens bellen,’ fluisterde ze. ‘Die praat me die onzin wel uit mijn hoofd.’ Terwijl Julietta bukte om haar mobiel uit haar tas te pakken, zag ze vanuit haar ooghoek iets bewegen. Ze schoot overeind en stootte hard haar hoofd.
‘Au, verdomme!’ schreeuwde ze en ze liet van schrik haar mobiel uit haar hand vallen. ‘Shit!’ Julietta bukte en graaide de losse onderdelen van haar mobiel bij elkaar. Haar nagels krasten over de tegels. Toen ze weer opkeek, was de man een stuk dichterbij gekomen. En hij nam nog een stap. Beheerst, plagerig. En nog een. Julietta hield haar adem in. Wat is dit? Wíe is dit? Ga weg, dacht ze, ga terug!
Ze stond op en liep gespannen heen en weer over het perron. Waar bleef die verdomde trein nou? Verbeten probeerde ze haar mobiel weer in elkaar te krijgen, terwijl ze de man geen seconde uit het oog verloor.
‘Kutding!’ riep ze uit. Ze voelde dat er zweet vanuit haar nek tussen haar schouderbladen liep. Het vermengde zich met de regen die steeds harder uit de lucht kwam vallen. Het water liep in haar ogen en ze wreef hard in haar gezicht. Trillend duwde ze op de aan-knop van haar mobiel, maar het ding gaf geen teken van leven.
‘Fuck! Waar blijft die trein?’ schreeuwde Julietta en tegelijkertijd hoorde ze de waarschuwingsbellen van de spoorwegovergang. Julietta was nog nooit zo blij geweest met een naderende trein. Snel keek ze over haar schouder en ze zag dat de man de trein ook hoorde aankomen. Even wendde hij zijn blik af in de richting van de trein, voor hij haar opnieuw vastnagelde met zijn duistere ogen, als zwarte gaten in zijn gezicht. Van schrik stootte Julietta opnieuw haar hoofd aan het glas van het wachthokje.
‘Niet doen!’ gilde ze toen ze zag dat de man weer in beweging kwam. ‘Ga weg!’
Het hielp niet, hij kwam rustig aanwandelen door het weiland. Op zijn gemak, alsof hij alle tijd van de wereld had. Alsof ze toch niet kon ontsnappen. Zijn contouren werden duidelijker en hij leek te lachen. Julietta werd misselijk en rende in de richting van de naderende trein. Ze zag de vertrouwde gele neus van de trein verschijnen en ze versnelde haar pas, richting trein, weg van de man. Ze keek niet om, ze wist wat er te zien zou zijn. Deze man liet haar niet zomaar gaan. Wie het ook was, hij had het op haar voorzien, daarvan was ze inmiddels overtuigd. Nog maar een paar meter. Julietta zag de passagiers achter de ramen van de eerste wagon. Nog even en dan was ze veilig. Ze hijgde hard, van de inspanning, en van angst.
‘Kom op, kom op!’ piepte ze. Ze raakte in paniek, zwarte vlekken dansten voor haar ogen. De trein stopte met piepende remmen. Julietta vloog op de deur af en ramde op de knop.
‘Toe,’ jammerde ze, ‘open, alsjeblieft...’
Ze hoorde hem eerder dan dat ze hem zag. Ze draaide zich met een ruk om en zag dat de man nog maar een meter of tien van haar verwijderd was. Julietta ramde op de deur die zich, na stroperige seconden, eindelijk opende. Ze duwde de deuren verder uit elkaar en wurmde zich naar binnen. Het staal schaafde haar bovenarmen en ze struikelde voorover ertussen. Ze landde op haar knieën. Snel krabbelde ze overeind. Ze zag dat de man een sprint trok, richting de open deuren.
‘Nee!’ gilde ze en hevig trillend sloeg ze op de knop om de deuren te sluiten. Rennend en struikelend zocht ze haar weg, zo ver mogelijk naar achteren, de veiligheid van de trein in. Ze zocht gejaagd naar een plek. Een plek met zo veel mogelijk mensen. Julietta trok de deur van de volgende coupé open en liet haar blik langs de groene banken glijden. Ze zag een ouder echtpaar en een jongen met een koptelefoon die tegen het raampje geplakt lag te slapen. Meer dan dit zou het niet worden op deze tropische avond midden in de vakantieperiode.
Het echtpaar staarde haar met open mond aan. Ze bracht als in een reflex haar hand naar haar gezicht. Zag ze er zo verschrikkelijk uit? Ze hijgde, haar wang voelde warm. Julietta bleef even staan in het gangpad en probeerde haar hartslag onder controle te krijgen. Haar hart bonkte zo hard dat de aderen in haar hals enthousiast op hetzelfde ritme mee klopten.
Ze glimlachte met een trillende lip naar het echtpaar en hief haar hand als in een groet. De oudere mensen leken te verstarren voor ze voorzichtig, als boeren met kiespijn, teruglachten. Julietta ging zitten op de bank achter het echtpaar en schoof zo ver mogelijk naar het raam. Ze maakte zich klein en balde haar vuisten. Een enorme moeheid manifesteerde zich en maakte haar oogleden loodzwaar. Ze leunde met haar hoofd tegen het glas.
==
Haar hart klopte net weer wat rustiger toen ze de oude vrouw achter haar iemand gedag hoorde zeggen. Haar stem klonk vreemd, alsof iemand een pistool tegen haar slaap zette. Julietta schoot overeind en spande al haar spieren. Te laat. De man blokkeerde met zijn massieve lichaam haar vluchtweg en ging zwijgend op de bank tegenover haar zitten. Zijn knieën raakten kort de hare en hij leek al haar energie op te zuigen. Ze schreeuwde het bijna uit toen ze zijn gezicht zag. Er was iets afschuwelijks mee gebeurd. Zijn zwarte ogen brandden in de hare, lieten haar versmelten met de zitting van de bank. De ogen zogen haar naar binnen, namen haar mee naar een plek waar ze niet wilde zijn. Waar was die plek? Iets zwaars leek zich te roeren in haar borstkas.
‘Wat wil je van me?’ fluisterde ze terwijl ze wilde gillen. Haar tong lag dik en droog in haar mond. De man zweeg en bleef haar aankijken. Hij bestudeerde haar, alsof ze iets zeldzaams was dat nog ontbrak in zijn verzameling. Julietta staarde als gehypnotiseerd naar zijn zwaar gehavende gezicht. De linkerkant leek verscheurd, alsof een haai er een hap uit had genomen. Zijn mond stond in een eeuwige grijns doordat er een stuk vlees miste in zijn wang. Het linkeroog was een doodse prothese en zijn oorlel was weg. Haar lichaam voelde zwaar en ze verdronk in de intense blik. Het ene oog dood, het andere levend voor twee. De man bewoog langzaam zijn hand naar zijn jaszak. De beweging verbrak de vreemde betovering. Er flikkerde iets. Metaal? Een mes! Julietta sprong op, schopte tegen zijn knieën. De man vloekte en stond ook op. Hij torende hoog boven haar uit, maar ze had nu ruimte. Ze gleed langs hem heen en schoot de coupé door. Ze voelde een ruk aan haar jas, maar de stof gleed door zijn hand. Hij vloekte, grommend als een gewond dier.
‘Help!’ gilde Julietta terwijl ze de deur van de volgende coupé openrukte ‘Help me, alsjeblieft!’
Even remde ze af, greep zich vast aan een leuning en keek wild om zich heen. Een man, een vrouw. Netjes naast elkaar aan weerszijden van het gangpad op de inmiddels misselijkmakende groene banken. Ze zeiden niets, deden niets. Staarden haar aan en wendden vervolgens snel hun blik af alsof Julietta zweren op haar gezicht had. Ze besefte dat ze er alleen voor stond. Koortsig keek ze rond. Waar zat die noodrem in vredesnaam als je hem nodig had? Haar voeten leken vastgevroren aan de vloer, ze wilde iets schreeuwen maar er kwam niets.
Opeens zag ze in de ogen van de twee mensen een nieuw afgrijzen. De vrouw wees met wijd opengesperde ogen naar iets achter Julietta. Ze schoot uit haar verlamming en stoof op de volgende deur af. Ze hoorde zijn raspende ademhaling, trok de deur open en ramde hem dicht. Even stonden ze oog in oog. Hij grijnsde door het veiligheidsglas met een zelfvertrouwen dat Julietta opnieuw alle kracht ontnam.
==
Verblind door tranen struikelde ze op de volgende deur af. Iemand schreeuwde naar haar. Wat? Haar brein leek geen Nederlands meer te verstaan. Nog meer geschreeuw.
‘Het toilet, mevrouw, het toilet, rechts!’
Ze stopte abrupt, opnieuw trok een felle pijnscheut door haar enkel. Rechts? Waar? Ineens zag ze de smalle deur. Ze sprong erop af, greep de klink, maar haar bezwete hand gleed weg. Even verloor ze haar evenwicht en daarmee kostbare seconden. De man gromde achter haar, sloeg zijn arm uit, greep naar haar haar. Julietta kreeg grip op de klink, rukte de deur open en sprong naar binnen. Hard sloeg ze de deur dicht. Het slot. Hoe werkte dit? Haar zweterige vingers draaiden aan het mechanisme, haar nagels krasten over de deur. Het slot klikte en tegelijkertijd leek de deur naar binnen te bollen. Julietta hoorde de deur kraken.
‘Nee!’ schreeuwde ze en ze gleed als een lappenpop onderuit. Haar benen gaven het op door de overdosis aan adrenaline. Ze viel schuin tegen de deur aan en begon hevig te rillen. De man zou de deur uit zijn voegen trekken en dat was dat. Haar einde. Het mes, hij zou het mes…
Ze sloeg haar handen voor haar ogen en wachtte op het onvermijdelijke. Tranen stroomden over haar wangen, haar tanden klapperden op elkaar alsof ze wilden ontsnappen uit haar mond.
==
Het werd stil. Doodstil. Net als de storm die daarnet ging liggen, verdween nu ook ieder geluid, iedere beweging. Julietta hield haar adem in. Ze kon niet geloven dat het voorbij was, dat ze veilig was. Seconden gleden voorbij, minuten. Niets. Het bleef stil. Ze trok haar knieën op en ging met haar rug tegen de deur zitten. Langzaamaan durfde ze meer en meer hoop toe te laten. Ze bleef ongedeerd, ze bleef leven! Bellen, dacht ze. Ze moest bellen. 112, Rutger, haar moeder. Die zouden haar wel helpen, zij wel. Die lafbekken in de trein moesten zich schamen.
Ze graaide naar haar beschadigde mobiel en haalde de batterij en de simkaart er opnieuw uit. Geconcentreerd zette ze het apparaat weer in elkaar. Het moest het doen! Ze verlangde met heel haar wezen naar een lieve, vertrouwde stem. Terwijl ze bezig was, voelde ze ineens iets langs haar blote been kriebelen. De adrenaline zat nog vlak onder haar huid en ze slaakte een gil.
Wat was dat? Een beest? Werd ze nou ook nog getrakteerd op een gore spin? Ze trok haar been op en wreef over de huid. Toen zag ze het. Een stukje papier. Het stak half onder de deur uit. Ze bestudeerde het alsof het de spin was die ze daarnet nog vreesde. Het was een zorgvuldig opgevouwen treinkaartje. Ze keek ernaar. Het was voor haar bestemd, dat wist ze zeker. En het kwam van hem.
Voorzichtig, met duim en wijsvinger, pakte ze het kaartje op en hield het voor haar gezicht. Ze draaide het voorzichtig om. Julietta zag dat er aan de binnenkant een boodschap stond, de letters waren aan de buitenkant zichtbaar. Met kracht was er een tekst geschreven, een tekst voor haar, van hem.
Aarzelend vouwde ze het kaartje open en las: Dag Jetje, ken je me nog? Tijd heelt niet alle wonden. Arnoud van Thiel.
==
Met een ruk trok de naam een lade open in Julietta’s hoofd. Ze stond ineens weer op het schoolplein. Zeven jaar was ze en ze droeg het groene jurkje dat haar oma voor haar had gemaakt. Haar lange haren zaten in twee staarten. Ze stond er niet alleen. Samen met nog tien kinderen stond ze om een jongen heen. Een jongen die met angstige donkere ogen naar een uitweg zocht.
‘Laat me erlangs!’ probeerde hij stoer met een te hoge stem. Een paar jongens deden hem na. Het stadse accent zwaar overdrijvend. Iemand, de kleine Julietta zag niet wie, begon te duwen. De groep sloot zich als een vleesetende plant om de jongen heen. De jongen gilde, raakte uit balans en viel voorover. Zijn bril stuiterde over de tegels, één van de glazen rolde verder, de kring uit. De meisjes lachten schril, van opwinding en schrik.
Julietta ook.
De jongen stond verrassend soepel op. Hij schopte om zich heen en raakte dikke Ilja, die zich luid jammerend liet vallen. De jongen zag zijn kans schoon en schoot weg. Julietta zag dat zijn neus bloedde. Ze staarde naar de kapotte bril. Moest ze die niet oppakken?
‘Pak hem!’ schreeuwde Danny, Julietta’s buurjongen op wie alle meisjes stiekem een oogje hadden. Zigzaggend holde de bloedende jongen over het plein, de andere kinderen joelend achter hem aan. Julietta liet de bril liggen en rende mee met de groep, richting de deuren van de grote hal. Haar hart bonkte in haar keel, haar wangen gloeiden. Waarom, dacht ze nog, waarom doen we dit?
Ze wist het antwoord niet, maar schreeuwde mee. ‘Arnoud is fout, Arnoud is fout!’
Arnoud koos haar richting, dacht kans te hebben bij kleine Jetje. Ze maakte zich groot, kreeg hetzelfde gevoel als bij een spreekbeurt. Ze moest plassen en toch niet. Ze wilde weg en toch blijven. Daar kwam hij. Dichter- en dichterbij.
‘Pak hem, Jetje!’ schreeuwde mooie Danny. Hij zweepte de groep op, die nu als uit één keel scandeerde: ‘Arnoud is fout, Arnoud is fout.’ Het galmde tegen Julietta’s trommelvlies. Fout, fout, fout… De jongen was nu zo dichtbij dat ze de tranen over zijn wangen zag stromen. Het vocht mengde met zijn bloed en trok strepen over zijn bleke gezicht. Julietta zag ineens een mooi gezicht. Donker, anders. Vriendelijk en…
‘Help me, Julietta!’ gilde hij. Ze zag spuug uit zijn mond komen. Hij strekte zijn hand naar haar uit. ‘Help me, alsjeblieft!’
Julietta werd duizelig. Fout, fout, fout… Even aarzelde ze, haar hand ging omhoog, op zijn gezicht iets van een glimlach en toen deed ze het. Ze stak haar voet uit. Ze stak haar voet uit en ze trapte zo hard ze kon tegen het scheenbeen van de jongen die net haar hand wilde vastpakken.
Haar sandaal schampte hard langs de huid van het been van de jongen. Het vlees gaf niet mee, het voelde alsof ze tegen een boom schopte. Ze gilde het uit van de plotse pijnscheut. De jongen gilde niet. Hij keek alleen maar met grote ogen, die haar niet loslieten. Minutenlang leek hij te vallen, als in slow motion, alsof hij Julietta genoeg tijd wilde geven om te beseffen wat ze gedaan had. Ze leken samen in een luchtbel te zitten, tijd- en geluidloos.
Julietta’s gil van pijn veranderde in een van afgrijzen toen ze zag wat er ging gebeuren. Ze probeerde het nog, ze probeerde nog te herstellen wat ze had gedaan, ze dook op de jongen af, greep naar hem, miste, viel hard op de tegels en toen was er die knal. Ze kneep haar ogen stijf dicht en voelde een snijdende regen op haar gezicht en armen. Nu gilde de jongen wel, hoog, als een gewond dier.
Ze opende voorzichtig haar ogen, zag het glas, het bloed. De jongen lag op zijn buik, zijn benen op het schoolplein, zijn lichaam hing slap naar binnen. Ze zag zijn gebalde vuisten, het gillen etste zich in haar geheugen. Kinderen renden in paniek rond, de juffrouw zat bij de jongen en ze huilde zachtjes. Julietta krabbelde overeind, staarde naar het lichaam dat bij het middel doormidden leek gebroken. Arnoud bewoog, hij kreunde en duwde zich op met één hand. Hij draaide zijn hoofd haar kant op.
Ze zag, ze zag… Julietta draaide zich om en rende. Ze rende zo hard als ze nog nooit gerend had.
==
Het was de laatste keer dat ze de jongen had gezien. Zijn ouders haalden hem na een lang herstel in het ziekenhuis van school en gingen terug naar het westen. Ze hadden met de klas nog een fruitmand gemaakt met tekeningen erbij. Toen ze vrijwilligers zochten om de mand te gaan brengen, had Julietta de andere kant op gekeken. Het was een ongeluk, had ze altijd volgehouden. Ze had het zo lang volgehouden dat ze er zelf in was gaan geloven.
Tot nu. Zeventien jaar later, op de grond van een smerig toilet in de trein. En hij was terug. Terug voor haar.
‘Mevrouw?’ hoorde ze aan de andere kant van de deur. Iemand klopte zacht aan.
‘Mevrouw, hij is op het vorige station al uitgestapt hoor, u kunt eruit komen.’
Een andere stem viel bij: ‘Mevrouw, ik ben de conducteur, de man die u bedreigde is uit de trein. We hebben nog geprobeerd hem aan te houden, maar dat is niet gelukt. Komt u maar, we zullen u begeleiden.’
Julietta huilde.
==
Even later zat ze in de stationsrestauratie van Arnhem Centraal met een cappuccino. De jongen die haar op het toilet had gewezen, was zo lief geweest om met haar mee te lopen.
‘Lukt het nu verder, mevrouw?’ vroeg hij en hij keek haar bezorgd aan. De jongen was hooguit zestien en zat onder de jeugdpuistjes. Voor Julietta was hij op dat moment de liefste jongen van de hele wereld. Nou ja, op Rutger na dan.
‘Momentje,’ zei ze en ze haalde haar mobiel uit de zak van haar jasje. Ze zag het vertrouwde Vodafone staan en drie streepjes. Contact!
‘Ja,’ zei ze, ‘mijn mobiel doet het. Ik ga mijn vriend bellen om te vragen of hij me op komt halen.’
De jongen lachte naar haar. ‘Succes, mevrouw, u ziet er trouwens prachtig uit.’ Hij knipoogde en bloosde. Julietta lachte, vanwege het lieve, onhandige compliment van de puber, maar ook door de opluchting die nu door haar lijf trok en de adrenaline verjoeg.
Ze leefde! Rutger zou haar ophalen en samen zouden ze aangifte gaan doen. Ze zwaaide nogmaals naar de jongen die snel wegliep, de stationshal in. Ze keek hem na tot zijn rode rugzak nog maar een stipje was. Glimlachend zocht ze Rutgers nummer op en drukte op het groene knopje. Hij ging lang over. Voicemail. Verdorie, dacht ze, en ze typte een sms’je: Lief, change of plans. Is iets naars gebeurd. Zit in restauratie van Arnhem centraal, VELPERPOORT GEMIST. Kom je hierheen? Durf niet met de bus. Leg alles zo uit. XX
==
Ze verzond het bericht en staarde naar het schermpje, wachtend op het verlossende envelopje.
‘Verdorie,’ fluisterde ze, ‘kom op.’ Ze keek op haar horloge. Het was inmiddels al bijna negen uur. Om acht uur zou ze al bij Rutger geweest zijn. Ze had haar station gemist doordat ze niet uit het toilet durfde te komen. Maakte hij zich geen zorgen om haar?
‘Wilt u nog iets drinken?’ vroeg de serveerster. Ze glimlachte naar de vrouw en ze schudde haar hoofd. Haar keel trok weer samen, ze zou er geen druppel doorheen krijgen. De angst zat nog vlak onder haar huid en begon weer op te vlammen. Ze begreep niet waarom. Ze was toch veilig nu? Schichtig keek ze om zich heen. Was hij hier? Stond Arnoud ergens om een hoekje naar haar te gluren? Ze dacht ineens het verminkte gezicht overal te zien, weerspiegeld in ramen, achter kranten of voor het informatiebord. Ze sloeg haar handen voor haar gezicht.
Haar mobiel ging en van schrik beet ze keihard op haar tong. Ze proefde bloed en liet haar mobiel bijna weer vallen. Rutger mob. zag ze op het schermpje. Trillend nam ze op.
‘O lieverd,’ verzuchtte ze, ‘ik ben zo blij dat je belt. Waarom nam je niet op? Ik...’
Julietta kreeg een brok in haar keel. Ze wilde zich vlijen tegen zijn borstkas, zijn heerlijke geur opsnuiven en hem de rest van de avond niet meer loslaten.
‘Hey schatje,’ zei hij, ‘rustig joh, wat is er met je? Ik was gewoon even bezig, niets aan de hand.’ Hij pauzeerde even, ze hoorde hem lachen. ‘Je verrassing komt er zo aan. Ik wist helemaal niet dat ze je vroeger Jetje noemden trouwens, wat schattig. Waar blijf je toch, lieve Jetje?’ Opnieuw gelach.
Julietta kreeg het ijskoud.
‘Zal ik je dan maar vertellen wat je verrassing is, schat? Misschien ga je dan wat harder lopen.’ Hij lachte zijn zware lach. Op de achtergrond klonk de bel, dat stomme melodietje, nog van de vorige bewoners. Julietta’s mond opende zich voor een schreeuw, maar er kwam niets.
‘Ben je er nog, Juul? Je moet me toch eens wat meer vertellen hoor, ik wist helemaal niet dat je een beste vriend had op de lagere school. Hij belde me vorige week met het plan je te verrassen, we gaan vanavond samen eten, en…’
Julietta hoorde zijn voetstappen galmen op de tegels van de hal.
‘Rutger!’ gilde ze uit. Het geroezemoes in de restauratie verstomde op slag.
‘Hé hallo,’ hoorde ze Rutger zeggen, ver weg en toch akelig dichtbij. ‘Jij moet Arnoud zijn…’
Rutger viel even stil.
‘Sorry dat ik het vraag…’ hoorde ze hem hervatten, zijn stem hoger dan normaal, ‘maar wat is er met je gezicht…’
Iets sneed zijn stem af. Abrupt. Zo was de vertrouwde klank er nog en zo was hij weg. Afgesneden. Wat bleef was een diep gorgelend geluid als van een verstopte afvoer. Julietta trilde nu zo hard dat ze met twee handen haar mobiel vast moest houden tegen haar oor. Een diepe schreeuw vormde zich in haar borstkas en baande zich een weg naar haar stembanden. Aan de andere kant van de lijn hoorde ze een slepend en bonkend geluid. Julietta werd misselijk.
‘Rutger! Alsjeblieft! Zeg iets!’ schreeuwde ze. Mensen begonnen zich bij haar tafeltje te verzamelen. De geluiden hielden aan tot het doodstil werd aan de andere kant van de lijn. Julietta huilde met hoge uithalen. Iemand probeerde de mobiel van haar handen los te maken. Ze wilde net loslaten toen ze eindelijk antwoord kreeg.
‘Dag Jetje. Leuke verrassing hè?’ sprak een stem uit het verleden. Hij liet een stilte vallen voor hij zijn laatste fatale woorden sprak: ‘Jij nam mijn toekomst op het schoolplein. Ik nu de jouwe.’
==
Hij verbrak de verbinding.
==
Heleen van der Kemp (1974) debuteerde in februari 2010 bij Verbum Crime met Blond 15. In deze spannende detective staat de Amsterdamse profiler Britt Franken centraal. Zij moet in actie komen als in het Vondelpark een jong meisje dood wordt gevonden.
Momenteel werkt Heleen aan haar tweede thriller, die in het voorjaar van 2011 gaat verschijnen. In De Laatste Pion wordt Britt Franken geconfronteerd met een aantal moorden die op het eerste gezicht niets met elkaar te maken lijken te hebben. Tot mysterieuze advertenties en onconventioneel recherchewerk een patroon onthullen dat zijn weerga niet kent. Britt wordt diep meegezogen in een duister spel van moord en wraak waarin ook haar eigen geweten op de proef wordt gesteld.
Heleen woont samen met Martin in Ouderkerk aan de Amstel en is in juni 2010 moeder geworden van Bastiaan. Ze werkt als interim communicatieadviseur bij Yacht.
www.heleenvanderkemp.hyves.nl
twitter: @HeleenvdKemp